Proeven aan de provincie I: Vragen

Het einde van mijn werk in de Staten komt steeds dichterbij. Wie afscheid neemt, voelt vaak de behoefte om iets na te laten voor de volgende generatie. Ik ben daarop geen uitzondering en daarom zal ik in de weken tot aan 2 maart onder het mom 'proeven aan de provincie' een aantal adviezen meegeven aan toekomstige Statenleden. Gratis, herkenbaar, eenvoudig, en bovenal: niet partijgebonden. Vandaag deel 1: vragen die altijd van pas komen.

Denk je in: een drukke week op je werk, zodat je weinig tijd hebt gehad de stukken te lezen voor een vergadering. Misschien ook herkenbaar: een gezellige avond, iets te veel wijn gedronken en van je goede voornemen 's avonds nog wat uit te zoeken is weinig terecht gekomen. Of: de deskundigen die je had willen raadplegen namen hun telefoon niet op, waren op vakantie of gaven antwoorden waardoor je er nog minder van begreep. In zo'n geval kun je de volgende vragen altijd gebruiken:

  • Is de planning wel haalbaar of houdt u rekening met vertragende factoren?
  • Wil de gedeputeerde de commissie van de voortgang op de hoogte houden? 
  • Wil de gedeputeerde de verdere uitwerking van het project in de commissie bespreken?
  • Bent u bereid het project over 1/2/3/4 jaar te evalueren?
  • Verwacht u dat het budget voldoende zal zijn?
  • Wil de gedeputeerde ons meteen informeren als er eventuele wijzigingen optreden tijdens de uitvoering van het project?
  • Kunt u aangeven wat de financiële/juridische/samenwerkings risico's zijn?

In de meeste gevallen is het antwoord voorspelbaar en/of onbelangrijk. Je hoeft dus eigenlijk ook niet echt op te letten, dat scheelt weer.

Overigens ben ik van mening dat de Eerste Kamer behouden dient te blijven

Pas als je niet meer boos wordt

Sinds 1996, het eerste jaar in de Arena, heb ik een seizoenkaart van Ajax. In al die jaren heb ik drie kampioenschappen meegemaakt en een paar verdwaalde KNVB bekers. Ik heb een hele stoet aan trainers voorbij zien komen. Ik heb tweede- en derderangs aankopen zien komen en vrij snel weer zien gaan. Ik heb wedstrijden doorstaan die mij zowel ondraaglijke pijn aan de ogen als ernstige hartverzakkingen bezorgden. 

Maar ik heb ook van binnen gegloeid, een brok in de keel en tranen op de wangen gehad, en gedanst van vreugde. Het roerende afscheid van de beste trainer die we ooit hebben gehad, na vele jaren eindelijk weer winnen van PSV en aan het eind van deze zomer na de heldenstrijd tegen Kiev plaatsing voor de Champions League. Op zulke momenten weet ik weer waarom ik ook de ellende verdraag en voor zowel RKC als Real Madrid de gang naar het stadion maak. Omdat de liefde voor deze club en de verbondenheid met Ajax en Amsterdam zo veel dieper is dan het succes van de dag. Het kan dooien, het kan vriezen, we kunnen winnen of verliezen…

Juist om die reden schrok ik van de gelatenheid waarmee ik de bloedeloze vertoningen tegen ADO, Real Madrid en NEC onderging. Dit onsamenhangende, bange en hopeloze stelletje leek in niets op Ajax. Geen bezieling, geen inzet, geen lef. Spelers die vooral achteruit liepen, in plaats van het doel van de tegenstander op te zoeken. Voor het eerst zag ik een elftal waarmee ik me niet kon identificeren. Voor het eerst twijfelde ik of ik mijn seizoenkaart wel automatisch zou laten verlengen. Ik merkte dat ik me er niet echt over op kon winden, dat het me niet oprecht raakte. Pas als je niet meer boos wordt, dan is het mis. Het zijn misschien klootzakken, maar dan nog wel mijn klootzakken.

Of het aan Jol lag, ik weet het niet. Of zijn vertrek iets oplost, ik weet het niet. Of Frank de Boer het waar gaat maken, ik hoop het van harte. Maar ik hoop in elk geval nooit meer dat gevoel te hebben dat ik kreeg op een koude zaterdag tegen NEC.

Overigens ben ik van mening dat de Eerste Kamer behouden dient te blijven

Scheidslijnen in de provinciale politiek

Ook bij de komende Statenverkiezingen zal er voor Noord-Holland een Kieskompas worden gemaakt. Zo kwam het dat afgelopen donderdag vertegenwoordigers van acht partijen die op 2 maart 2011 meedoen, zich verzamelden in het Provinciehuis, om onder leiding van André Krouwel onderwerpen te bedenken en stellingen uit te testen.

Laat ik vooropstellen dat het een gezellige en vermakelijke sessie was en ik – ondanks dat het best lang duurde en soms enige chaos optrad – er vertrouwen in heb dat de jongens en meisjes van het Kieskompas een mooie trits stellingen gaan opleveren die uiteindelijk tot een overzichtelijk politiek landschap zal leiden. Het is echter sterk de vraag wat dat landschap (met de dimensies links-rechts en conservatief-progressief) met de politieke werkelijkheid van Provinciale Staten te maken heeft.

Mijn bezwaren richten zich op twee hoofdpunten. Als eerste de selectie van de onderwerpen: de methode werkt zo dat die onderwerpen overblijven waar de verschillen tussen partijen het grootst zijn. Alle partijen mogen tevoren onderwerpen aanleveren die volgens hen belangrijk zijn, vervolgens worden die tot stellingen verwerkt en wordt op een bijeenkomst met de partijen getest wat hun posities zijn. Wanneer de partijopvattingen variëren van helemaal eens tot helemaal oneens, maakt de stelling een grote kans opgenomen te worden, wanneer iedereen het ermee (on)eens is of veel partijen rond de neutrale positie zitten, valt de stelling af.

Dit heeft als gevolg dat het grote aantal onderwerpen waar a) de provincie over gaat en b) redelijke mate van overeenstemming is van SP tot en met VVD, niet worden opgenomen, terwijl relatief kleine onderwerpen waar a) de provincie nauwelijks iets over te zeggen heeft en b) vaak slechts één of twee partijen sterk van de rest afwijken, wel worden opgenomen. Mijn ervaring van de afgelopen jaren is dat we het in de Staten – ook los van coalitie en oppositie – in grote lijnen vaak eens zijn over de gewenste koers. Grote ideologische tegenstellingen komen eigenlijk niet voor, wat overigens sterk met ons takenpakket samenhangt. Het argument dat het voor de kiezer relevanter is om de verschillen in beeld te brengen, is onjuist en misleidend, als dat ertoe leidt dat overeenstemming wordt weggestreept en kleine verschillen tot grote proporties worden opgeblazen.

Mijn tweede bezwaar gaat over de assen van het Kieskompas. In de politicologie woedt een flinke discussie over wat op dit moment de scheidslijnen in de politiek zijn (en of dat er twee of drie of meer zijn) en in hoeverre die scheidslijnen door de tijd heen veranderlijk zijn. Ik heb niet de pretentie daar het verlossende antwoord op te kunnen geven, maar weet wel dat het tamelijk merkwaardig is om de tegenstellingen links-rechts en conservatief-progressief op de provinciale politiek te plakken. Hoewel de provincie subsidies verdeelt en voor een deel ook nog in zorg en welzijn actief is, is van daadwerkelijke inkomenspolitiek of sociaal beleid dat tot herverdeling leidt zo goed als geen sprake. De traditionele sociaal-economische scheidslijn ontbreekt dus en het is – in het verlengde van mijn eerste bezwaar - alleen via onderwerpen en stellingen die ver van de provinciale praktijk afstaan mogelijk om hier partijen onderscheidend van elkaar te positioneren. Conservatief-progressief heeft wellicht nog enige betekenis in relatie tot onze bemoeienis met cultuur, maar het is de vraag of deze scheidslijn nu echt helpt om provinciale issues te duiden. We gaan niet over inburgering en bouwen geen moskeeën.

De beleidsterreinen waar de provincie écht over gaat, zoals ruimtelijke ordening, bereikbaarheid, regionale economie, natuur en milieu (klimaat) zijn niet zo eenvoudig te vatten in deze twee assen. Is het tegenhouden van megastallen links? Is het progressief om geen kolenoverslag in de haven te willen? Moet het beter benutten van bestaande bedrijventerreinen als rechts worden gezien? De keuze die de makers van het Kieskompas terecht hebben gemaakt – ook in reactie op de Stemwijzer – om het politieke landschap in meer dan één dimensie weer te geven, lijkt nu in zijn eigen nadeel te verkeren. Omdat het leidt tot kunstmatig uitvergrote tegenstellingen in een voorgedefinieerd speelveld, waarin ik de provincie niet kan herkennen. 

Er is al genoeg hijgerigheid in de politiek, er wordt al genoeg gepolariseerd. De verschillen en tegenstellingen in de provincie zijn beperkt. Sommigen zouden misschien zeggen: de provincie is saai. Voorzover dat waar is, zou ik van harte hopen dat dat ook zo blijft.

Overigens ben ik van mening dat de Eerste Kamer behouden dient te blijven

Political Song XXIII: Lily Allen – Fuck You (2008)

Het is zo'n poppy nummer dat ik regelmatig op de achtergrond in het café hoorde, zonder weinig aandacht te besteden aan de tekst. Een nummer waarin vrolijk, lief en speels 'fuck you very very much' werd gezongen. Bijna zo onschuldig dat je er plezier aan zou kunnen beleven zo zingend uitgescholden te worden.

Ik had dus een aanwijzing in de goede richting nodig om te begrijpen dat Lily Allen toch een iets diepere boodschap heeft met Fuck You. Want hoewel de zangeres zelf er enigszins vaag over is, wordt het toch gezien als een anti-GWB lied (de alternatieve titel is niet voor niets 'Guess Who Batman'). Bij een aantal concerten liet Allen nadrukkelijk haar afkeer van Bush blijken voorafgaand aan Fuck You, terwijl bij een andere gelegenheid ook de British National Party op de korrel werd genomen: "We are the youth, we can make coolness for our future, it's up to us. Go green and hate hate." Teksten waar ook een GroenLinks-hart sneller van gaat kloppen…

Waar Engelsen de gave van het understatement en de ironie beheersen en Lily Allen in andere nummers in die traditie past, is de tekst hier net iets minder subtiel:

You say,
You think we need to go to war
Well, you're already in one
Cause it's people like you
That need to get slew
No one wants your opinion

Fuck you (fuck you)
Fuck you very, very much
Cause we hate what you do
And we hate your whole crew
So please don't stay in touch

Met dank aan George W. Bush, die velen wist te inspireren, is dit de 23e political song:

Politicologie en valse bescheidenheid

Een kleine drie weken geleden was ik bij de viering van het 60-jarig jubileum van de NKWP, waarbij aan de Leidse emeritus hoogleraar Hans Daalder het erelidmaatschap werd toegekend. Nou heb ik in de eerste zin al een afkorting die weinig mensen iets zal zeggen en dat voor een vereniging die deze respectabele leeftijd heeft. Het gaat hier om de Nederlandse Kring voor de Wetenschap der Politiek, de beroepsvereniging van politicologen.

Misschien is deze onbekendheid wel symbolisch voor de wat te bescheiden rol van politicologen in het publieke en politieke debat. Ik moest daaraan denken toen ik een week later een workshop mocht geven op het PiP congres voor politicologie studenten. Voor veel van de aanwezigen bleek het moeilijk aan te geven wat precies de toegevoegde waarde is van politicologie vergeleken met bijvoorbeeld bestuurskunde, economie of geschiedenis. Het vooroordeel over politicologen is (nog steeds) dat zij van veel iets weten, maar nergens écht verstand van hebben. Net als voetbal is politiek bovendien een onderwerp waarvan vrijwel iedereen denkt verstand te hebben. We zijn er in dat opzicht onvoldoende in geslaagd ons "professionele domein" af te bakenen en te beschermen. Wat biedt de politicoloog extra in zijn analyse en beschouwingen?

Tegelijk merk ik dat politicologen populair zijn op de arbeidsmarkt en zij in zeer uiteenlopende sectoren werk vinden, variërend van grote verzekeringsmaatschappijen tot de Tweede Kamer. Als geen ander snapt de politicoloog hoe delicaat machtsverhoudingen zijn, welke oprechte en strategische motieven in besluitvorming een rol spelen en hoe wat "objectief" de beste oplossing is het toch vaak niet redt. Bovendien leert de nieuwe generatie politicologen dit bij uitstek in een Europese en internationale context te plaatsen.

Wie op tv discussies over politiek ziet, zal opvallend vaak (ex-)politici tegenkomen en zelfbenoemde opiniemakers voor wie het geen kwaad zou kunnen kennis te nemen van politicologische inzichten. Anderzijds moeten politicologen zelf hun valse bescheidenheid van zich afgooien en zich actiever en prominenter in het debat mengen. Want we hebben echt wel wat te melden!

Overigens ben ik mening dat de Eerste Kamer behouden dient te blijven

Waar zijn de veertigers?

In de landelijke politiek hebben de veertigers het voor het zeggen, schreef ik een paar maanden geleden. Voor een belangrijk deel klopt dat nog. Hoewel het kabinet ook rijkelijk gevuld is met ministers die net iets ouder zijn dan veertig, wordt het geleid door een premier die werd geboren in 1967. De oppositie wordt aangevoerd door Pechtold (1965) en Halsema (1966) en de beide nieuwe fractieleiders van CDA (Van Haersma Buma) en VVD (Blok) zijn 45 jaar.

Maar in de provincie zijn de veertigers juist de grote afwezigen. Het viel mij op toen ik de kandidatenlijsten van GroenLinks en PvdA voor de komende provinciale verkiezingen bekeek. De gekozen (GroenLinks) en beoogde (PvdA) lijsttrekker zijn allebei 60 jaar. In de top-10 van het PvdA-advies vinden we  verder drie vijftigers, drie dertigers en twee twintigers. De eenzame veertiger komen we op plek 8 tegen. De vastgestelde lijst van GroenLinks telt één veertiger, zij het wel op plek 2. Voor het overige: twee twintigers, drie dertigers, twee vijftigers en een zestiger.

Blijkbaar is voor deze groep, die druk bezig is carrière te maken en kinderen op te voeden,  een politieke nevenfunctie niet zo aantrekkelijk – althans, dat is mijn hypothese. Of zouden zij zich wel melden, maar door aanstormende jongeren en ervaren rotten gepasseerd worden?

Overigens ben ik van mening dat de Eerste Kamer behouden dient te blijven