"Het zijn natuurlijk geen warme broodjes". Zoveel was mij inmiddels wel duidelijk geworden en de opmerking die misschien grappig bedoeld was, wekte vooral mijn irritatie op. Of ik tevoren gebeld had, wilde de kordate dame aan de andere kant van de balie weten. Of ik echt morgen terug wilde naar Nederland. Of ik wel begreep dat Amsterdam een grote gemeente is, waar je niet zomaar de juiste persoon aan de lijn krijgt.
Een dag eerder was op een terras, terwijl ik een cola dronk, een boek las en – door de Valenciaanse zon geïnspireerd – ideeën voor een nieuw artikel opschreef, mijn tas met daarin portemonnee en paspoort gestolen. Een onaangenaam einde van een heerlijke fietsvakantie door de regio's Valencia en Teruel over de Via Verde. Een ervaring waarvan ik meende dat die mij als oplettende en voorzichtige vakantieganger niet zou overkomen.
Maar toch… en het bleek het begin van een interessante tocht door verschillende bureacratische systemen. Allerereerst uiteraard de policia local waar mijn vader en ik een klein uurtje mochten wachten voor we aangifte konden doen in een kamer die minder aan de tandarts deed denken dan aan een hokje voor verdachten in afwachting van hun verhoor. Vervolgens in mijn beste Spaans uitgelegd waar ik wat precies was kwijtgeraakt. Zonder bewijs van mijn identiteit, zodat de aangifte terecht vermeldt dat ik 'sin acreditarse' beweerd heb Harmen Binnema te zijn.
De politie verwees ons, met adres en telefoonnummer, door naar het Nederlandse consulaat in de stad. Opmerkelijk was al dat het nummer geen verbinding gaf, maar de twijfel sloeg pas echt toe toen op het bewuste adres nergens enige aanduiding van het consulaat te vinden was en er meerdere bordjes met 'se vende' of 'se alquile' hingen. Het drukken op alle aanwezige bellen leverde niet meer op dan een geërgerde reactie op van een bewoner die meldde dat het consulaat op de vierde verdieping zou zijn.
Misschien was het vanwege het late tijdstip dat de deuren en hekken gesloten waren, dus we besloten de volgende dag terug te keren. Groot was de verbazing – en eigenlijk ook helemaal niet – toen de conciërge meldde dat het consulaat al een jaar niet meer in Valencia was gevestigd. Waar we wel moesten zijn? In La Nucia, een dorp in de provincie Alicante, niet ver van Benidorm. (Overigens heb ik nu met eigen ogen kunnen zien dat deze kuststreek een misdaad tegen natuur en landschap is). Met gezwinde spoed dus een auto gehuurd om de reis van een kleine anderhalf uur aan te vangen.
Of ik de volgende formulieren wilde invullen, of ik snel foto's wilde laten maken. Zelfs dan was het nog maar de vraag of het wel zou lukken alles voor 14.00 geregeld te hebben. Want er moest natuurlijk wel goed gecontroleerd worden of ik wel was wie ik zei dat ik was. En in Amsterdam zijn niet alle ambtenaren even intelligent… voor je het weet werd je met Den Haag doorverbonden. In de tijd dat wij aan de overkant een drankje mochten gaan drinken, zou deze vooruitgeschoven post van de consul gaan beschikken over mijn lot. Voor 44 euro mocht ik even later een blauw 'laissez passer' boekje meenemen dat mij het recht gaf – en ook niet meer dan dat – om binnen twee dagen als eerzaam burger Spanje te verlaten.
Zo blijkt maar eens dat het helemaal niet klopt dat 'le monde va de lui-même'. Wel lijkt het me mooi om over een jaar of veertig in een ver en zonnig land consul te worden. Want hoe weinig aandacht de Spaanse douane ook had voor dit tijdelijk document en hoe die tijdelijkheid nog eens bevestigd werd toen ik het bij aanvraag van een nieuw paspoort meteen moest inleveren, het is toch een heerlijk gevoel dat in jouw naam gestrande reizigers weer naar eigen land kunnen terugkeren.
Overigens ben ik van mening dat de Eerste Kamer behouden dient te blijven