Een been bijtrekken

Nadat Biden het moeizaam tot stand gekomen miljardenplan had ondertekend, twitterde Tom van der Lee enthousiast dat de VS eindelijk een been bijtrekken voor de aanpak van de klimaatcrisis. Het klonk als een compliment, of in elk geval als een uiting van opluchting. Als je erop gaat letten, ga je het horen, maar ik heb het idee dat die metafoor over het bijtrekkende (of bijgetrokken) been steeds vaker wordt gebruikt.

De eerste keer dat het mij opviel was bij Hugo de Jonge, die begin vorig jaar reageerde op de kritiek dat de coronaprikken in Nederland wel heel langzaam op gang kwamen. We bungelden ongeveer onderaan in Europa. Met zijn kenmerkende optimisme zei de minister: “In de komende twee à drie weken gaan we meer wegprikken dan er binnenkomt. Dat betekent dat we met een paar weken bij zijn, we trekken ons been écht bij.” Blijkbaar is er dus ook een verschil tussen voor de vorm halfslachtig je been bijtrekken en écht bijtrekken. Overigens is deze uitdrukking ook prima van toepassing in de nieuwe rol van De Jonge als minister van bouwen, bouwen en nog eens bouwen. Gezien de torenhoge ambities zijn daar nog heel wat benen bij te trekken.

Het ene been moet worden bijgetrokken, maar wat zegt dit eigenlijk over het andere been? De suggestie is immers dat dat been al lekker op weg is, maar zijn counterpart er een beetje achteraan sukkelt. Toen ik op zoek ging naar nieuwsberichten over het bijtrekkende been, kwam ik dan ook eerst verwijzijngen tegen naar skiërs, schaatsers en hordenlopers. Er is een been dat voorop gaat, snelheid maakt, goed beweegt en een been dat niet helemaal lekker wil. Maar in de VS waren beide benen in vier Trumpjaren hard achteruit aan het rennen als het gaat over klimaat. En in Nederland was het over de hele linie hopeloos gesteld met de vaccinaties: hoezo één been bijtrekken?

De overheid reageert gemakzuchtig en zelfgenoegzaam op het verlangen van de burger naar een veilige samenleving. Het is daarom niet verwonderlijk dat de mensen in toenemende name het vertrouwen in de overheid verliezen. De politiek, de overheid zal op dit punt in hoog tempo haar been moeten bijtrekken. Anders voorspel ik dat de burgerij de politiek de rug zal toekeren, om van ergere zaken maar te zwijgen.”

Voor zover ik kon nagaan, was de Rotterdamse burgemeester Bram Peper in 1992 de eerste politicus die deze vergelijking gebruikte. Zijn waarschuwing is trouwens na dertig jaar onverminderd actueel. Een paar jaar later was het toenmalig premier Kok die het had over de beide benen van de economische ontwikkeling in de Filipijnen. Volgens Kok lag de nadruk te veel op de export en te weinig op investeringen in infrastructuur en onderwijs: “De economische ontwikkeling staat op een been. Het is indrukwekkend wat hier gebeurt. Maar het andere been moet snel bijtrekken, anders onstaan er problemen.” Daarmee is Kok één van de weinigen die de uitdrukking goed en volledig gebruikt.

In de jaren erna zien we weinig bijtrekkende benen meer in de politiek en is het voornamelijk een sportmetafoor, meestal in combinatie met het andere been dat al in de finale staat. Maar in 2014 is het de al eerder genoemde Hugo de Jonge, op dat moment CDA-lijsttrekker bij de gemeenteraadsverkiezingen in Rotterdam die trots is dat het onderwijs in de stad, dat volgens hem jarenlang slecht was, nu echt een been aan het bijtrekken is. Daarna worden er flink wat benen bijgetrokken, in het huidige kabinet bijvoorbeeld door Hoekstra bij de sancties tegen Rusland en door Heijnen bij de vergroening van de leaseauto’s.

Wellicht komt het quasi-daadkrachtig over als je zegt dat je een been bijtrekt, maar eigenlijk is het vooral een erkenning dat je het tot dan toe hebt laten versloffen. Het is veel meer een achterstand inhalen die helemaal niet had moeten ontstaan. Des te pijnlijker wanneer je dat al lang had kunnen doen of heel lang hebt volgehouden dat het allemaal perfect liep. Een beetje zoals de student die wekenlang van bier en zon heeft genoten en zich dan een week lang in de bieb opsluit om zijn paper vijf minuten voor de deadline in te leveren.

Als iemand tegen mij zou zeggen dat ik nu écht een been bijtrek, zou ik dat niet direct als een compliment beschouwen. Het is, kortom, een tamelijk loze en lege uitdrukking, die wat mij betreft snel weer in onbruik mag raken. Tegelijk is die wel kenmerkend voor de inhoudelijke leegte en de schijn van doorpakken en aanpakken van de kabinetten-Rutte, dus ik vrees dat we er nog wel even aan vast zitten.

Boeren!

Eindhoven is al jaren de vijfde stad van Nederland en vooral groot geworden door de industrie, maar supporters van PSV noemen zichzelf nog steeds met trots ‘boeren’. Voor henzelf een geuzennaam, voor tegenstanders uit met name de Randstad een scheldwoord. Zo wordt het toch nog een soort culture war tussen het Brabantse platteland en het stedelijke Holland.

Het is duidelijk dat de protesten van de boeren staan voor een breder onbehagen met de overheid en de Haagse politiek als meest verguisde uiting daarvan. Tegelijkertijd zie je het ongemak waarmee boeren Forumpolitici ontvangen, die nog nooit een koe hebben gemolken of een schop in de hand hebben gehad. En het ongemak van redelijk denkende, welwilende boeren die de protesten door radicale en populistische krachten gekaapt zien worden.

Hoe radicaler en gewelddadiger het protest wordt en hoe meer het zich mengt met bijvoorbeeld antivaxxers en corona-ontkenners, des te minder lijkt het te gaan om het belang van de boer, van de dieren, van het landschap. Des te kleiner ook de kans dat het kabinet geneigd is te luisteren, te bewegen, laat staan de stikstofdoelen en -maatregelen aan te passen.

Een deel van de bevolking zal sympathie blijven houden voor de boeren, al is het op basis van een nostalgisch sentiment van wuivende aren en koeien in de wei, dat weinig meer met de huidige geïndustrialiseerde en grootschalige agrarische sector te maken heeft. Het blokkeren van wegen, in brand steken van hooibalen en ophangen van omgekeerde vlaggen kan lang op vergoelijkend commentaar rekenen. Niet in de laatste plaats van degenen die worden geacht de orde te handhaven.

Maar dat gaat zich een keer tegen de boeren keren en dan houd je alleen nog de steun over van de radicalen en complotdenkers. De LTO heeft dit als geen ander door en doet niet voor niets zo zijn best ook Farmers Defence Force en Agractie aan boord te houden en ze tegelijk in te kapselen door namens die anderen te mogen spreken. Dat kan alleen door het gesprek weer terug te brengen op het (vermeende) economisch belang van de agrarische sector en de noodzaak van verregaande overheidssteun om een ander economisch model mogelijk te maken.

Terug naar de boer als hoeder van het landschap, als (verantwoord) producent, op een manier die toekomstgericht is. De verleiding van radicaal protest, anti-overheidsdenken en het conflict stad-platteland of alles wat je erbij zou kunnen halen weerstaan. Laat de boer als onderdeel van de cultuurstrijd dan maar over aan de voetbalsupporters.