Afgelopen maandag twee commissievergaderingen die met financiën te maken hebben. ’s Ochtends – voor het eerst samen met ons nieuwe duo-lid Onno – de Rekeningencommissie. Het leukste onderdeel was helaas van de agenda gehaald, namelijk de fractieverantwoording over 2006. Omdat een aantal fracties in reactie op de bevindingen van de accountant nog aanvullende informatie leveren, was de bespreking naar de volgende vergadering uitgesteld. Verder niet zo’n spannende agenda, maar altijd wel een prettige, wat a-politieke commissie. In het besloten gedeelte werden we bijgepraat over de voortgang van de N201, één van de grote projecten waar we als provincie mee aan de gang zijn. Het mag duidelijk zijn dat ik over de inhoud van de bespreking niets kan zeggen, maar het is heel nuttig om als Rekeningencommissie dit zo van dichtbij te volgen.
Na wat ingelast werk ’s middags (er moet ook brood op de plank…) was het de beurt aan de commissie FEPO. Onder leiding van de nieuwe voorzitster Laila Driessen hadden we een ontspannen vergadering, die ook keurig binnen de tijd klaar was. Het interessantst vond ik de discussie over het weerstandsvermogen en risicomanagement. Toegegeven, dat klinkt tamelijk saai, maar als je er wat langer over nadenkt is het best spannend. Aan de ene kant probeer je de risico’s die je als provincie loopt (projecten die niet doorgaan of veel duurder worden dan gepland, lange bezwaarprocedures, schadeclaims) te voorkomen. Aan de andere kant houd je de nodige hoeveelheid geld in kas voor het geval een deel van die risico’s bewaarheid wordt en de provincie moet dokken. Hoe zoek je de balans tussen die twee en hoe voorzichtig moet je zijn – oftewel hoeveel geld moet je in reserve houden? Hoe conservatiever je bent, des te minder is er om te investeren, maar hoe zekerder dat je tegenvallers kunt opvangen. Een boeiend dilemma, waar ook in GroenLinks heel verschillend over wordt gedacht.