Uit onafhankelijk onderzoek dat ik zojuist heb gedaan blijkt dat de VVD en de PvdA de meest evenwichtig samengestelde fracties hebben in Provinciale Staten. Deze partijen scoren het beste op de verhouding man-vrouw, jong-oud en nieuw-ervaren.
Ook niet zo gek, zou je zeggen want dit zijn ook de twee grootste partijen. Maar grote partijen hebben, zeker in de provincie, vaak de neiging door mannen van 50 jaar en ouder gedomineerd te worden en bepaald niet veel doorstroming te kennen. Bij de twee andere grote partijen in de provincie zijn bovendien de verhoudingen veel schever. Het CDA heeft weinig vernieuwing en een onevenwichtige leeftijdsopbouw, terwijl de SP (grote winnaar) wel veel vernieuwing heeft, maar de generatie-1960 geheel mist en een overdaad aan mannen heeft. GroenLinks komt er van de kleinere partijen het beste uit.
Beginnen we met de balans tussen de ervaren krachten en de aankomende talenten. In de grafiek is aangegeven in welke periode iemand in de Staten is gekomen. Niet verwonderlijk is dat één fractie geheel uit nieuwelingen bestaat, de Partij voor de Dieren en dat bij de SP 2/3 nieuw is. Daartegenover staat de Ouderenpartij die in de persoon van Piet Bruystens één brok ervaring is (sinds 1995 in de Staten). ChristenUnie-SGP en D66 hebben het keurig onderling verdeeld, bij de PvdA is net iets meer dan de helft nieuw, bij de VVD net iets minder dan de helft. Bij GroenLinks is 40% nieuw, bij het CDA 30%.
Mannen en vrouwen zijn bij D66 keurig in evenwicht, dat wil zeggen één om één. De andere kleine fracties – PvdD, CU-SGP en Ouderenpartij – bestaan geheel uit mannen. Bij VVD en PvdA hebben mannen nipt de overhand, maar exact gelijk is nou eenmaal niet mogelijk bij een oneven aantal zetels. GroenLinks is de enige partij met een meerderheid vrouwen (60%). Bij het CDA is het omgekeerd met 60% man en de SP is het minst feminien met liefst 78% mannen!
Tenslotte de leeftijdsopbouw, waarbij het onderscheid is gemaakt naar periodes van 10 jaar, beginnend bij de jaren ’30 van de vorige eeuw. PvdA en VVD zijn de enige partijen die in hun midden zowel Statenleden hebben die zijn geboren in de Lubbersjaren als in de jaren voor WO II. Bij de PvdA zijn bovendien alle tussenliggende generaties vertegenwoordigd. D66 bestaat geheel uit kinderen van de jaren ’60, terwijl die periode juist ontbreekt bij het CDA en de SP. GroenLinks heeft met vijf statenleden toch nog vier generaties vertegenwoordigd. De Statenleden van de CU-SGP komen beiden uit dezelfde generatie, de PvdD herbergt de jaren ’40 en ’60.
Of de Staten al met al echt representatief zijn, is nog maar de vraag. Ik heb bijvoorbeeld de verhouding allochtoon-autochtoon hier niet genoemd, netzomin als stad-platteland. Maar het is toch best goed nieuws dat in het college van GS dat deze provincie bestuurt drie zo uitgebalanceerde partijen zitten?
Leuk onderzoekje! Als je dit nou even voor alle provincies doet, zit er nog wel een mooi Openbaar Bestuur-artikel in 😉
Overigens zou het leuk zijn om bij elk van de grafiekjes ook een overzicht te geven van de (Noord-Hollandse) ‘Staten geheel’.
Ik doe het even zonder grafiekjes:
Provinciale Staten hebben 55 leden
– lichting 2007: 27 (49%), vóór 2007: 28 (51%)
– man: 34 (62%), vrouw: 21 (38%)
– jaren ’30: 3 (6%), jaren ’40: 17 (31%), jaren ’50: 15 (27%), jaren ’60: 13 (24%), jaren ’70: 5 (9%), jaren ’80: 2 (4%)