Dualisme doet geen wonderen

Vanmiddag zag ik in Buitenhof hoe Jan Marijnissen flink mopperde over het dualisme. "Meer gepraat, meer papier en meer overleg". Er werden ook zorgelijke woorden gesproken over de snelle doorstroming van lokale en landelijke politici, waar ik gisteren al over schreef. Maar ik werd getriggerd door de opmerking van de SP-voorzitter dat de burger en de politiek door het dualisme niet dichter bij elkaar zijn gekomen. De reactie van bestuurskundige Marcel Boogers beviel mij wel. Aan de ene kant betwijfelde hij of allerlei trends die Marijnissen ontwaart iets te maken hebben met de overgang van monisme naar dualisme, maar aan de andere kant sprak hij zich wel uit tegen de "dualisme-politie" die wil voorschrijven hoe politiek bedreven moet worden. (Wie het bestuurskundige debat een beetje kent, weet overigens wel over welke agenten Boogers het dan heeft)

Een diepe zucht van herkenning. Al heel wat jaren geleden zat ik in een provinciale werkgroep die zich bezighield met de evaluatie en verbetering van het dualisme in de Staten. Ik heb me altijd verbaasd over en gestoord aan de enorme verwachtingen die dualisme bij sommigen met zich meebracht. Want het dualisme zou niet alleen gaan zorgen voor een hogere kwaliteit van bestuur (ieder z’n taak, meer op hoofdlijnen) maar ook voor een verkleining van de kloof tussen burger en politiek (minder vergaderen, meer de wijken in, volksvertegenwoordiger zijn). Op die twee verwachtingen kom ik zo nog terug, maar mijn belangrijkste punt is en was dat politiek gaat om inhoudelijke tegenstellingen tussen partijen, tussen de meerderheid en de minderheid, tussen coalitie en oppositie. Die tegenstellingen komen naar boven in een monistisch én in een dualistisch systeem. De strijd gaat niet of maar zeer beperkt tussen PS en GS, tussen de raad en B&W. Tot zover ga ik met Marijnissen mee.

In een artikel voor Openbaar Bestuur deed ik in 2004 verslag van mijn eerste jaar ervaring met dualisme. Die kon ik als nieuwbakken Statenlid uiteraard niet vergelijken met de tijd van het monisme. Maar wel had ik de nodige scepsis over de grote verwachtingen van de dualisme-adepten:

Eén van de argumenten is dat het
raadslid of Statenlid zich meer op de hoofdlijnen kan concentreren, aangezien
hij/zij de kaders stelt en zich niet met de uitvoering bemoeit. Oftewel: er is
meer tijd over om werkbezoeken af te leggen, hoorzittingen te organiseren, of
digitaal contact met de achterban te leggen. Als dit al waar zou zijn – gezien
de vergaderdruk(te) valt dit te betwijfelen – dan nog is het alleen een
argument dat gaat over de hoeveelheid contacten, niet zozeer over de inhoud en
de gevolgen daarvan.

Onduidelijk
blijft wat dualisme een raads- of statenlid tot een betere volksvertegenwoordiger
maakt. Vertegenwoordiging gaat over de relatie tussen kiezer en gekozene en de
mate waarin de laatste in staat is om wensen vanuit de samenleving om te zetten
in politieke keuzen. In sterke mate is dit afhankelijk van de persoonlijke
eigenschappen van een politicus en de kwaliteiten van een politieke partij,
niet van de formele structuur waarin besluiten worden genomen.

Over de toename van de kwaliteit van het bestuur was ik bijna 6 jaar geleden nog wat optimistischer dan nu. Ik zag vooral een impuls voor de besluitvorming wanneer zowel de uitvoerende – als de wetgevende macht zich strikter op hun eigen rol en taak zouden richten en er heldere kaders werden gesteld. Op beide fronten is er nog steeds een hoop te verbeteren.

Er zijn twee redenen waarom ik, anders dan Marijnissen, wel blij ben dat het dualisme tot stand is gekomen. De eerste is dat ik het een zuiverder verdeling van macht en politieke rollen vind dan in een monistisch systeem. Het maakt duidelijker wie voor welk deel van de beleidsvorming verantwoordelijk is (en kan worden gehouden); bovendien geeft het meer vrijheid en speelruimte voor zowel de bestuurder als de fractie. Een tweede belangrijk voordeel vind ik dat de wethouder of gedeputeerde niet meer uit de fractie hoeft voort te komen, maar ook ‘van buiten’ aangetrokken kan worden. Dit kan zorgen voor een verfrissende nieuwe blik en de vijver om uit te vissen wordt vergroot, wat de kwaliteit ten goede kan komen.

Maar zaligmakend, dat is dualisme zeker niet.