De linkse wolk

Bij de formatie die uiteindelijk leidde tot het vierde kabinet-Rutte besloten PvdA en GroenLinks niet zonder elkaar te willen regeren. Dat bracht Rutte en Hoekstra tot hun beroemd geworden duiding van deze partijen als ‘linkse wolk’ die zij niet in zijn geheel in een kabinet wilden hebben. Exit PvdA, exit GroenLinks, doorstart oude coalitie.

In de Eerste Kamer gaan GroenLinks en PvdA één fractie vormen, in de provincies zijn het overal (behalve in Zeeland) nog twee aparte fracties. Tegelijkertijd hebben deze partijen wel vaak aangegeven alleen samen in een coalitie plaats te willen nemen. De effecten daarvan beginnen nu zichtbaar te worden. Hoe stevig houden PvdA en GroenLinks elkaar vast? Lopen zij het risico dat hen hetzelfde overkomt als Ploumen en Klaver, namelijk dat andere partijen zeggen: willen jullie alleen samen, dan maar allebei niet. Met name voor de PvdA is dit interessant, want die partij was in de afgelopen periode in alle provincies onderdeel van de coalitie.

Zeeland wordt nu bestuurd door CDA, SGP, VVD en PvdA. In het advies van de verkenner gaan drie van die vier partijen door en neemt BBB als het ware de plek van de PvdA in. Niet verrassend dat de PvdA/GL-combi daarover ontstemd was. Iets vergelijkbaars zien we in Flevoland, waar GroenLinks en PvdA beiden in de coalitie zitten (met VVD, CDA, CU en D66), maar het advies van de verkenner helemaal over (radicaal)rechts gaat: BBB, VVD, CU, PVV, SGP en eventueel JA21 – die laatste is overigens niet voor een vervolg uitgenodigd. Als één van de redenen voor deze variant voeren de verkenners aan dat PvdA en GroenLinks niet zonder elkaar willen deelnemen.

Ook in Utrecht willen PvdA en GroenLinks alleen samen meedoen, wat mede geleid heeft tot de situatie dat ook BBB en VVD een soort koppeltje hebben gevormd. Deze vier partijen moesten het volgens de verkenner samen gaan proberen, maar na het Statendebat zijn de koppels voorlopig even uit elkaar en gaan BBB en GroenLinks met een reeks partijen uit het midden verder praten. Het advies van de Noord-Hollandse verkenner komt overeen met dat van Utrecht, met als verschil dat deze vier partijen in Noord-Holland samen al een meerderheid hebben. Het lijkt erop dat de PvdA wat enthousiaster is om door te praten dan GroenLinks. In Zuid-Holland stelde de verkenner voor dat BBB, VVD, PvdA, CDA en GroenLinks het gesprek aangaan met als alternatief JA21, PVV en SGP in plaats van PvdA en GroenLinks, maar daar is men er onderling nog niet uit hoe verder. In elk geval willen PvdA en GroenLinks alleen samen aan tafel.

In Limburg bestuurt momenteel een extraparlementair college, waarin wel gedeputeerden van zowel PvdA als GroenLinks zitten. Daar wordt geadviseerd om een ‘gewone’ coalitie te gaan vormen, met wel weer de PvdA erbij, maar dan met de SP in plaats van GroenLinks en ook D66 valt buiten de boot. De andere beoogde coalitiepartijen zijn BBB, VVD en CDA. Friesland kent nu nog een coalitie van CDA, PvdA, VVD en FNP; in het advies vallen de laatste twee partijen af en mag BBB het met PvdA, CDA en ChristenUnie gaan proberen. In beide provincies klonk enige kritiek van GroenLinks op deze keuze van de PvdA. Tot slot Gelderland: daar stelt de verkenner een ‘motorblok’ van BBB, CDA en VVD voor, dat gesprekken gaat voeren met SGP, ChristenUnie, JA21 en PvdA. Op verzoek van de PvdA wordt GroenLinks aan dat rijtje toegevoegd.

In de andere provincies zijn de verkenners nog bezig en moeten de adviezen nog volgen. Wat in het totale plaatje opvalt is dat de PvdA haar positie in de provinciebesturen behoorlijk lijkt te consolideren – en daarvoor de combinatie met GroenLinks niet echt nodig lijkt te hebben. In Zeeland en Flevoland valt de PvdA vermoedelijk buiten de boot, omdat zij alleen samen met GroenLinks mee wil doen, maar in Limburg, Friesland en mogelijk Gelderland is de gehechtheid aan GroenLinks niet zo groot dat het per se samen moet. Andersom heeft GroenLinks nog niet voor het dilemma gestaan dat het gevraagd is om mee te doen zonder de PvdA. Kijkend naar de uitslagen en zetelverhoudingen in de andere provincies, kan ik me ook niet snel een situatie voorstellen waar dat aan de orde gaat zijn.

Voorzichtige, voorlopige conclusie is wat mij betreft dat de linkse wolk nog niet heeft gebracht wat ervan werd verwacht. Dat is eerst en vooral het resultaat van de enorme winst van BBB en daarnaast van de teleurstellende verkiezingsuitslag voor PvdA en GroenLinks. In de provincies zorgt dat ervoor dat BBB de inhoudelijke verschillen met GroenLinks kan benadrukken en de PvdA als redelijk alternatief kan neerzetten, waarmee de PvdA uit de linkse wolk wordt getrokken om toch mee te besturen. In de Eerste Kamer is de gezamenlijke fractie een factor van betekenis, maar niet veel groter dan de som van de huidige fracties en heeft het kabinet ook andere opties om tot meerderheden te komen.

Een been bijtrekken

Nadat Biden het moeizaam tot stand gekomen miljardenplan had ondertekend, twitterde Tom van der Lee enthousiast dat de VS eindelijk een been bijtrekken voor de aanpak van de klimaatcrisis. Het klonk als een compliment, of in elk geval als een uiting van opluchting. Als je erop gaat letten, ga je het horen, maar ik heb het idee dat die metafoor over het bijtrekkende (of bijgetrokken) been steeds vaker wordt gebruikt.

De eerste keer dat het mij opviel was bij Hugo de Jonge, die begin vorig jaar reageerde op de kritiek dat de coronaprikken in Nederland wel heel langzaam op gang kwamen. We bungelden ongeveer onderaan in Europa. Met zijn kenmerkende optimisme zei de minister: “In de komende twee à drie weken gaan we meer wegprikken dan er binnenkomt. Dat betekent dat we met een paar weken bij zijn, we trekken ons been écht bij.” Blijkbaar is er dus ook een verschil tussen voor de vorm halfslachtig je been bijtrekken en écht bijtrekken. Overigens is deze uitdrukking ook prima van toepassing in de nieuwe rol van De Jonge als minister van bouwen, bouwen en nog eens bouwen. Gezien de torenhoge ambities zijn daar nog heel wat benen bij te trekken.

Het ene been moet worden bijgetrokken, maar wat zegt dit eigenlijk over het andere been? De suggestie is immers dat dat been al lekker op weg is, maar zijn counterpart er een beetje achteraan sukkelt. Toen ik op zoek ging naar nieuwsberichten over het bijtrekkende been, kwam ik dan ook eerst verwijzijngen tegen naar skiërs, schaatsers en hordenlopers. Er is een been dat voorop gaat, snelheid maakt, goed beweegt en een been dat niet helemaal lekker wil. Maar in de VS waren beide benen in vier Trumpjaren hard achteruit aan het rennen als het gaat over klimaat. En in Nederland was het over de hele linie hopeloos gesteld met de vaccinaties: hoezo één been bijtrekken?

De overheid reageert gemakzuchtig en zelfgenoegzaam op het verlangen van de burger naar een veilige samenleving. Het is daarom niet verwonderlijk dat de mensen in toenemende name het vertrouwen in de overheid verliezen. De politiek, de overheid zal op dit punt in hoog tempo haar been moeten bijtrekken. Anders voorspel ik dat de burgerij de politiek de rug zal toekeren, om van ergere zaken maar te zwijgen.”

Voor zover ik kon nagaan, was de Rotterdamse burgemeester Bram Peper in 1992 de eerste politicus die deze vergelijking gebruikte. Zijn waarschuwing is trouwens na dertig jaar onverminderd actueel. Een paar jaar later was het toenmalig premier Kok die het had over de beide benen van de economische ontwikkeling in de Filipijnen. Volgens Kok lag de nadruk te veel op de export en te weinig op investeringen in infrastructuur en onderwijs: “De economische ontwikkeling staat op een been. Het is indrukwekkend wat hier gebeurt. Maar het andere been moet snel bijtrekken, anders onstaan er problemen.” Daarmee is Kok één van de weinigen die de uitdrukking goed en volledig gebruikt.

In de jaren erna zien we weinig bijtrekkende benen meer in de politiek en is het voornamelijk een sportmetafoor, meestal in combinatie met het andere been dat al in de finale staat. Maar in 2014 is het de al eerder genoemde Hugo de Jonge, op dat moment CDA-lijsttrekker bij de gemeenteraadsverkiezingen in Rotterdam die trots is dat het onderwijs in de stad, dat volgens hem jarenlang slecht was, nu echt een been aan het bijtrekken is. Daarna worden er flink wat benen bijgetrokken, in het huidige kabinet bijvoorbeeld door Hoekstra bij de sancties tegen Rusland en door Heijnen bij de vergroening van de leaseauto’s.

Wellicht komt het quasi-daadkrachtig over als je zegt dat je een been bijtrekt, maar eigenlijk is het vooral een erkenning dat je het tot dan toe hebt laten versloffen. Het is veel meer een achterstand inhalen die helemaal niet had moeten ontstaan. Des te pijnlijker wanneer je dat al lang had kunnen doen of heel lang hebt volgehouden dat het allemaal perfect liep. Een beetje zoals de student die wekenlang van bier en zon heeft genoten en zich dan een week lang in de bieb opsluit om zijn paper vijf minuten voor de deadline in te leveren.

Als iemand tegen mij zou zeggen dat ik nu écht een been bijtrek, zou ik dat niet direct als een compliment beschouwen. Het is, kortom, een tamelijk loze en lege uitdrukking, die wat mij betreft snel weer in onbruik mag raken. Tegelijk is die wel kenmerkend voor de inhoudelijke leegte en de schijn van doorpakken en aanpakken van de kabinetten-Rutte, dus ik vrees dat we er nog wel even aan vast zitten.

Boeren!

Eindhoven is al jaren de vijfde stad van Nederland en vooral groot geworden door de industrie, maar supporters van PSV noemen zichzelf nog steeds met trots ‘boeren’. Voor henzelf een geuzennaam, voor tegenstanders uit met name de Randstad een scheldwoord. Zo wordt het toch nog een soort culture war tussen het Brabantse platteland en het stedelijke Holland.

Het is duidelijk dat de protesten van de boeren staan voor een breder onbehagen met de overheid en de Haagse politiek als meest verguisde uiting daarvan. Tegelijkertijd zie je het ongemak waarmee boeren Forumpolitici ontvangen, die nog nooit een koe hebben gemolken of een schop in de hand hebben gehad. En het ongemak van redelijk denkende, welwilende boeren die de protesten door radicale en populistische krachten gekaapt zien worden.

Hoe radicaler en gewelddadiger het protest wordt en hoe meer het zich mengt met bijvoorbeeld antivaxxers en corona-ontkenners, des te minder lijkt het te gaan om het belang van de boer, van de dieren, van het landschap. Des te kleiner ook de kans dat het kabinet geneigd is te luisteren, te bewegen, laat staan de stikstofdoelen en -maatregelen aan te passen.

Een deel van de bevolking zal sympathie blijven houden voor de boeren, al is het op basis van een nostalgisch sentiment van wuivende aren en koeien in de wei, dat weinig meer met de huidige geïndustrialiseerde en grootschalige agrarische sector te maken heeft. Het blokkeren van wegen, in brand steken van hooibalen en ophangen van omgekeerde vlaggen kan lang op vergoelijkend commentaar rekenen. Niet in de laatste plaats van degenen die worden geacht de orde te handhaven.

Maar dat gaat zich een keer tegen de boeren keren en dan houd je alleen nog de steun over van de radicalen en complotdenkers. De LTO heeft dit als geen ander door en doet niet voor niets zo zijn best ook Farmers Defence Force en Agractie aan boord te houden en ze tegelijk in te kapselen door namens die anderen te mogen spreken. Dat kan alleen door het gesprek weer terug te brengen op het (vermeende) economisch belang van de agrarische sector en de noodzaak van verregaande overheidssteun om een ander economisch model mogelijk te maken.

Terug naar de boer als hoeder van het landschap, als (verantwoord) producent, op een manier die toekomstgericht is. De verleiding van radicaal protest, anti-overheidsdenken en het conflict stad-platteland of alles wat je erbij zou kunnen halen weerstaan. Laat de boer als onderdeel van de cultuurstrijd dan maar over aan de voetbalsupporters.

Democratisch uitsluiten

Lof en kritiek was er voor partijleiders Kaag en Klaver die hun gemeenteraadsleden opriepen niet in een college te stappen met PVV of FvD. Ja, het was goed om een grens te trekken en partijen die radicaliseren, racistisch zijn en de rechtsstaat ondermijnen bij voorbaat al de deur te wijzen. Nee, je ontneemt hiermee lokale politici de kans hun eigen afwegingen te maken en bovendien is uitsluiten niet democratisch.

Met een oproep aan raadsleden is in principe weinig mis. Zo kan ik me goed voorstellen dat GroenLinks de lokale fracties ook oproept niet te pleiten voor kernenergie, geen onredelijk zware tegenprestatie te eisen voor een bijstandsuitkering, bij stages niet te discrimineren en niet te bezuinigen op de jeugdzorg. Zo’n oproep is vooral ook bedoeld om te laten zien dat een partij landelijk en lokaal vergelijkbare en herkenbare standpunten inneemt. Het bevestigt bij kiezers een paar weken voor de verkiezingen de associaties met het “merk” GroenLinks of D66.

Het ongemakkelijke is echter wel dat hier een Haagse discussie wordt gevoerd ten koste van raadsleden die graag lokale thema’s onder de aandacht willen brengen. Bovendien is de kans heel klein dat D66’ers of GroenLinksers daadwerkelijk in de situatie komen dat zij moeten besluiten over collegesamenwerking met PVV of FvD. De PVV doet immers al jaren mee aan gemeenteraadsverkiezingen, maar slechts in een klein aantal gemeenten, en heeft al die tijd consequent elke vorm van bestuursverantwoordelijkheid ontlopen. Forum heeft zelf al na de enorme zege bij de Statenverkiezingen in 2019 laten zien vrijwel nergens tot besturen in staat te zijn en alle Statenfracties zijn gedecimeerd na een reeks scheuringen en afsplitsingen. Net als de PVV doet FvD maar aan een beperkt aantal verkiezingen mee en als we de peilingen mogen geloven, zal die partij nergens zo groot worden dat je er niet omheen kunt voor het vormen van een college. Daar komt nog bij dat voor PVV en FvD de oppositie een veel fijnere plek is om ongenuanceerd te roepen wat je wilt.

Dan hebben we het nog niet eens gehad over de inhoudelijke verschillen. Hoewel die in de praktijk soms minder groot zijn dan ze in ronkende verkiezingsprogramma’s worden gepresenteerd, zie ik nog niet echt voor me hoe je een coalitieakkoord kunt bedenken waar D66 en/of GroenLinks en PVV en/of Forum een handtekening onder zou willen zetten. Kortom, wat in de Haagse binnenwereld, met PVV als de derde partij van het land en Forum als ontregelaar van parlementaire mores, een begrijpelijke oproep is, maakt op gemeentelijk niveau een vergezochte indruk. Het tweederangskarakter van gemeenteraadsverkiezingen, als peiling over het zittende kabinet, wordt ermee versterkt en dat is precies waar raadsleden niet op zitten te wachten. Mag het weer eens over de inhoud gaan?

Wat me wel verbaasde, is dat in veel kritieken de oproep om niet samen te werken als ondemocratisch werd gekarakteriseerd. Ik zou eigenlijk denken: precies het tegenovergestelde. PvdA en GroenLinks kregen maandenlang de worst voorgehouden dat zij misschien wel aan het nieuwe kabinet-Rutte mee mochten gaan doen en moesten uiteindelijk constateren dat dat er nooit echt in had gezeten. Hoe veel duidelijker was het geweest wanneer VVD en met name CDA voor de verkiezingen of bij de start van de verkenningen hadden gezegd dat zij niet met twee linkse partijen in een kabinet wilden. Wilders had het na de oproep van Kaag en Klaver meteen over meer dan een miljoen PVV-kiezers die in het “foute kamp” werden gezet, maar ik hoorde hem een paar maanden eerder niet over de meer dan een miljoen stemmers van PvdA en GroenLinks die werden uitgesloten toen Rutte met dezelfde partijen als in 2017 een doorstart maakte.

Kenmerk van verkiezingen is dat er winnaars en verliezers zijn en dat er na de coalitieonderhandelingen wederom winnaars en verliezers zijn. Ook dat is democratie: de zetel van de ene partij gaat niet naar de andere partij en hetzelfde geldt voor de stoelen aan tafel in de ministerraad. Ondemocratisch zou zijn om te zeggen dat een partij niet mee mag doen, dat de stemmen op die partij niet geteld mogen worden, of dat die partij geen plek in de Kamer of de raad mag innemen. Maar ik zie niet in hoe vooraf aan de kiezers duidelijk maken met wie je niet wilt samenwerken (en bij voorkeur ook met wie je wél wilt samenwerken) ondemocratisch zou zijn. Denk maar eens terug aan alle VVD- en PvdA-kiezers die in 2012 vooral op Rutte respectievelijk Samson hadden gestemd om te zorgen dat de ander niet zou gaan meeregeren. Het lijkt mij eerder democratische winst om die duidelijkheid te krijgen in een openbaar debat tussen lijsttrekkers in plaats van in de beslotenheid van de onderhandelingen.

Geen verkiezingen

Vandaag zijn de verkiezingen voor de medezeggenschap aan de Universiteit Utrecht gestart. Studenten en medewerkers kunnen tot en met donderdag 8 april stemmen voor zowel de universiteitsraad als voor de faculteitsraad. Dat wil zeggen, in die faculteiten waar er meer kandidaten dan plekken zijn. Helaas is dat in verschillende faculteiten en ook bij de dienstraden niet het geval. Zo zijn er raden waar we nu al weten dat er de komende twee jaar lege plekken zullen zijn. Bij bèta was dat de reden om de verkiezingen uit te stellen, in de hoop dat zich alsnog kandidaten gaan melden.

Het is speculeren waarom het zo lastig is mensen te vinden die in de medezeggenschap willen. Bovendien had het probleem groter kunnen zijn wanneer een aantal oudgedienden, die eigenlijk hun plek graag hadden willen overdragen aan een nieuwe generatie, zich niet alsnog had laten overhalen er twee jaar aan vast te plakken. Op sommige plekken hoor ik ook wel dat leidinggevenden medewerkers, zacht uitgedrukt, bepaald niet stimuleren om zich kandidaat te stellen. Of dat het amper lukt om goede vervanging te krijgen voor je andere taken, zodat velen medezeggenschap min of meer in de vrije tijd moeten doen.

Natuurlijk is er meer te doen om het belang van medezeggenschap zichtbaarder te maken. Natuurlijk is er meer te doen om deelname aan de medezeggenschap aantrekkelijker te maken. Natuurlijk is er meer te doen aan erkenning en waardering van medezeggenschap. Maar net zoals maar een klein deel van de Nederlanders lid is van een politieke partij en een nog veel kleiner deel zich kandidaat stelt voor een vertegenwoordigende functie, zo lijkt het me ook goed te erkennen dat medezeggenschap maar de ‘cup of tea’ is voor een beperkt groep studenten en medewerkers.

Dat betekent volgens mij aan de ene kant dat iedereen die daar iets in kan betekenen nut en noodzaak van goede, kritische en actieve medezeggenschap moet uitdragen. De gekozen raadsleden zullen daarbij een hoge verkiezingsopkomst als een stevige duw in de rug ervaren, dus ga allemaal stemmen! Aan de andere betekent het ook dat in het verbeteren en democratischer maken van de besluitvorming in de universiteit “meer verkiezingen” niet de enige oplossing kan zijn. Het is niet voor niets dat David van Reybrouck, één van de toonaangevende denkers over democratische vernieuwing, zijn boek de titel Tegen verkiezingen meegaf. Er zijn volop creatievere, intelligentere en inhoudelijkere alternatieven beschikbaar. Het mooie is bovendien dat die de medezeggenschap kunnen versterken en effectiever maken. Ik zou bijna zeggen: win-win.

Rekenkamers onder druk?

Een paar dagen geleden wist Binnenlands Bestuur te melden dat maar liefst één op de vijf rekenkamers politieke druk ervaart. Als lid van de rekenkamercommissies van Kaag en Braassem en Soest werd ik getriggerd door dit bericht. Bovendien wilde de onderzoeker in mij weten wat de onderliggende gegevens zijn waarop het alarmerende bericht is gebaseerd.

Het artikel in Binnenlands Bestuur bood niet meer dan één nogal onduidelijke figuur. De vraagstelling liet ook wel wat te wensen over:

“Ervoer/ervaart de rekenkamer(commissie) wel eens politieke druk of tegenwerking vanuit het college of de raad omdat het onderwerp of de onderzoeksuitkomst politiek gezien niet uitkomt?”

Kortom, de vraag biedt al een mogelijkheid of acht om ‘ja’ te antwoorden: nu of in het verleden, druk of tegenwerking en het college of de raad. Wat dat betreft is het opmerkelijk dat maar 15,4% dit antwoord gaf, terwijl 73,1% nee antwoordde. Er is ook een onduidelijke categorie overig 5,1%, die in het persbericht voor het gemak maar wordt opgeteld bij de nee-stemmers.

Helemaal aan het eind van het artikel is te lezen dat 80 van de 292 benaderde rekenkamers mee hebben gedaan aan het onderzoek. Op zich is 27% geen geweldige respons, maar als het een redelijke afspiegeling is, zou je enigszins kunnen generaliseren. Helaas is in het artikel hier verder niks over te vinden: wie hebben er meegedaan? Het komt bij dit soort enquêtes wel voor dat vooral degenen die ontevreden zijn, meer neiging hebben mee te doen. Ook dat maakt het opmerkelijk dat bijna driekwart geen politieke druk lijkt te ervaren. Bovendien suggereren de percentages dat niet 80 maar 78 rekenkamers deze vraag hebben beantwoord: de 15,4% staat dan voor 12 rekenkamers. Een nogal wankele basis om uitspraken te doen over de schaal waarop rekenkamers onder druk worden gezet.

Je kunt je ook afvragen hoe erg het is dat een rekenkamer enige politieke druk ervaart. Een rekenkamer die relevant onderzoek doet, zal altijd in een zekere spanning met het college en de ambtelijke organisatie terechtkomen. Je haalt immers af en toe iets naar boven dat men liever had willen vergeten of tilt een steen op waar iets anders onder vandaan komt dan het gepolijste verhaal van het college. Met de raad mag je ook een zekere spanning verwachten: raadsleden willen bepaalde thema’s naar voren schuiven voor de onderzoeksagenda van de rekenkamer, terwijl de rekenkamer onafhankelijk de eigen thema’s wil bepalen.

Dat maakte mij dus benieuwd naar de onderzoekers en het onderzoeksrapport. In Binnenlands Bestuur was te lezen dat onderzoekscollectief Spit het onderzoek heeft uitgevoerd. Twee van de auteurs van het nieuwsbericht zijn ook verbonden aan Spit. Op de website kon ik geen rapport vinden, dus heb ik via twitter en via de mail inmiddels gevraagd of ik het rapport kan krijgen. Wellicht krijg ik dat binnenkort nog, wat aanleiding kan zijn voor een update. Tot die tijd constateer ik: slimme journalistiek, maar matig onderzoek.

Stakeholders

Wie betrek je wanneer, waarom en hoe? De meeste bestuurlijke onderwerpen zijn samen te vatten in dit soort vraagwoorden. Zo ook de rol van stakeholders bij het voorbereiden en maken van beleid. Samen met Hans Vollaard organiseer ik een masterclass over Statenleden en stakeholders: twee zijn er inmiddels afgerond, de derde is in aantocht.

Wie. Stakeholders zijn personen of organisaties die door het beleid van een overheid worden geraakt of daardoor kunnen worden geraakt. Het probleem van zo’n brede definitie is dat de mogelijke groep stakeholders ook behoorlijk groot is. Statenleden geven dan ook aan dat het lastig is om ,alle relevante stakeholders in beeld te hebben. Dat wil zeggen, buiten de werkgevers, milieuclubs, belangenorganisaties en gemeenten, die de provincie kennen en weten te vinden. Maar hoe vind je de stakeholders die jou niet weten te vinden?

Wanneer. Zo vroeg mogelijk, is het vaak gehoorde advies. Op zich is dat inderdaad verstandig, want hoe verder het proces, des te meer beleidskeuzes al zijn gemaakt. En daar zit bij de minder zichtbare of bekende stakeholders direct een probleem. Zij komen er te laat achter of worden te laat gevraagd en kunnen dan weinig invloed meer uitoefenen. Aan de andere kant kan het ook té vroeg zijn: wanneer de plannen nog erg abstract zijn, is het lastig om van stakeholders een concrete bijdrage te vragen. Bovendien worden er vaak veel opties verkend die later afvallen en dan loop je ook de kans onnodig veel tijd van mensen te vragen of hen ongerust te maken.

Waarom. Grofweg kun je hier twee benaderingen onderscheiden. De instrumentele benadering legt de nadruk op het doel dat je wilt bereiken, oftewel het beleid dat je wilt realiseren. Het risico is dat stakeholders een af te vinken onderdeel worden en het vooral is om gedoe te voorkomen. De morele benadering betekent dat het betrekken van de stakeholders intrinsiek waardevol is. Het is een plicht om degenen die de effecten van beleid gaan merken, ook de kans te geven invloed uit te oefenen. Het risico daarvan is dat de beleidsvorming verzandt omdat iedereen zijn of haar zegje wil doen.

Hoe. Vergelijkbaar met de participatieladder die vaak bij inwonersparticipatie wordt gebruikt, kun je ook bij de stakeholders variëren in de mate van betrokkenheid, initiatief en invloed. Dat bepaalt vervolgens mede de vorm die het meedenken en meedoen van stakeholders krijgt: een werksessie, een hoorzitting, een deliberatief forum, een enquête, een referendum, etc. In coronatijden bovendien de uitdaging om dat online goed vorm te geven.

Deze vier basale vragen helpen aan de ene kant onderzoekers van complexe vraagstukken met veel betrokkenen die proberen het beleidsproces te analyseren. Aan de andere kant helpen ze volksvertegenwoordigers die proberen om hun verschillende rollen goed invulling te geven om meer grip te krijgen en hun strategie te bepalen. De voorbeelden van Lelystad Airport en de Regionale Energiestrategieën lieten zien dat dit in de praktijk goed blijkt te werken.