Er is een wijdverbreid idee dat bij de provincie het geld tegen de wanden klotst. Tot voor kort was dat behoorlijk waar en ook nu zijn provincies nog steeds niet armlastig. Maar net als de gemeenten ontkomt het middenbestuur de komende jaren niet aan stevige bezuinigingen. Noord-Holland heeft bijvoorbeeld voor de begroting van 2011 bijna 65 miljoen aan bezuinigingen opgenomen. Voor een belangrijk deel is dat het gevolg van kortingen door het Rijk. In de vorige kabinetsperiode is in totaal 1,1 miljard bij de provincies weggehaald en ook de bezuinigingen van het huidige kabinet zullen gevolgen voor de provincies hebben.
Daar staat tegenover dat veel provincies recent hun aandelen Essent of NUON hebben verkocht – Noord-Holland overigens met grote tegenzin – en daarvoor fors gecasht hebben. Vooral bij grootaandeelhouders als Noord-Brabant en Gelderland liep dit in de miljarden. Een financiële purist zal waarschijnlijk tegenwerpen dat het hier om incidentele middelen gaat (je kunt immers maar één keer verkopen en de jaarlijkse dividenden vallen weg), maar met dat geld is wel voor lange tijd een hoop leuks te doen. Waarschuwing: met het verschil tussen structureel en incidenteel zul je als nieuw Statenlid vaker om de oren worden geslagen.
Wanneer een tekort op de begroting dreigt (en de provincie wordt geacht meerjarig een sluitende begroting te hebben), zijn er kortweg twee mogelijkheden: meer inkomsten of minder uitgaven. Bij de laatste Noord-Hollandse begroting is vooral de discussie gevoerd over terugdringen van de uitgaven door een aantal taken af te stoten en andere op een lager pitje te zetten. Op het ‘Profiel provincies’ en de bijbehorende kerntaken kom ik een andere keer nog terug.
Hier wil ik het hebben over de inkomsten van de provincie. Die zijn eigenlijk heel overzichtelijk, wat aan de ene kant prettig is en aan de andere kant precies het probleem aangeeft. Een belangrijk deel is afkomstig van het Rijk, via het Provinciefonds (in Noord-Holland voor 2011 naar verwachting zo’n 110 miljoen) en via specifieke uitkeringen, bijvoorbeeld voor jeugdzorg of openbaar vervoer (een kleine 120 miljoen). Daarnaast is er een klein bedrag aan leges en heffingen en een wat groter bedrag aan dividenden.
Dé knop waar de provincie zelf aan kan draaien om meer inkomsten te krijgen zijn de opcenten op de motorrijtuigenbelasting. De gemiddelde automobilist zal het niet doorhebben, maar een deel van het bedrag dat hij/zij betaalt, vloeit naar de provinciale kas. Jaarlijks bepaalt elke provincie zelfstandig het opcententarief, waarbij Noord-Holland al jaren het laagste tarief heeft (sommige partijen zijn daar trots op…) en Zuid-Holland het hoogste. De 67,9 opcenten leveren Noord-Holland zo’n 190 miljoen per jaar op, wat betekent dat elke opcent staat voor ongeveer 2,8 miljoen. Bij een opcentenverhoging – die in 2012 kan ingaan – is het verstandig rekening te houden met de omliggende provincies Utrecht en Flevoland en onder hun tarief te blijven. Dat zou betekenen dat de opcenten nog met 4,5 punt omhoog kunnen, waarmee je structureel ruim 12 miljoen extra te besteden hebt. Misschien geen populair verhaal in tijden van bezuinigingen, maar wel de moeite van het onderzoeken waard.
Tot slot kan ik er niet omheen ook een flinke smet uit de afgelopen jaren te noemen, die alles te maken heeft met de wens wat meer geld binnen te krijgen. Noem de woorden Noord-Holland en IJsland in één zin en vrijwel iedereen weet waar het over gaat. Omdat de provincie vrij grote reserves heeft – voor projecten zoals de 2e Zeesluis, Zuidas of Westfrisiaweg – die op korte termijn niet allemaal besteed zullen worden, werd besloten dat geld tijdelijk op verschillende spaarrekeningen te zetten. Ook in het buitenland en dus ook in IJsland, bij Landsbanki. Een bedrag van 78 miljoen is na het omvallen van die bank ‘onzeker’, wat zoveel wil zeggen dat we niet weten wanneer we het terugkrijgen en welk deel van dat bedrag. Het leidde tot een onderzoek door een speciale commissie uit de Staten en het opstappen van meerdere gedeputeerden en in de nasleep ook de Commissaris van de Koningin.
Inmiddels staat al het geld dat we tijdelijk niet nodig hebben, bij het ministerie van Financiën in het kader van schatkistbankieren. Minder rente, maar meer zekerheid. Ik durf wel te voorspellen dat ergens in de komende vier jaar een Statenlid gaat vragen of we niet moeten proberen een wat beter rendement te behalen…
Dit is deel drie van mijn serie ‘Proeven aan de provincie’. Eerdere afleveringen gingen over moties en vragen.