De linkse wolk

Bij de formatie die uiteindelijk leidde tot het vierde kabinet-Rutte besloten PvdA en GroenLinks niet zonder elkaar te willen regeren. Dat bracht Rutte en Hoekstra tot hun beroemd geworden duiding van deze partijen als ‘linkse wolk’ die zij niet in zijn geheel in een kabinet wilden hebben. Exit PvdA, exit GroenLinks, doorstart oude coalitie.

In de Eerste Kamer gaan GroenLinks en PvdA één fractie vormen, in de provincies zijn het overal (behalve in Zeeland) nog twee aparte fracties. Tegelijkertijd hebben deze partijen wel vaak aangegeven alleen samen in een coalitie plaats te willen nemen. De effecten daarvan beginnen nu zichtbaar te worden. Hoe stevig houden PvdA en GroenLinks elkaar vast? Lopen zij het risico dat hen hetzelfde overkomt als Ploumen en Klaver, namelijk dat andere partijen zeggen: willen jullie alleen samen, dan maar allebei niet. Met name voor de PvdA is dit interessant, want die partij was in de afgelopen periode in alle provincies onderdeel van de coalitie.

Zeeland wordt nu bestuurd door CDA, SGP, VVD en PvdA. In het advies van de verkenner gaan drie van die vier partijen door en neemt BBB als het ware de plek van de PvdA in. Niet verrassend dat de PvdA/GL-combi daarover ontstemd was. Iets vergelijkbaars zien we in Flevoland, waar GroenLinks en PvdA beiden in de coalitie zitten (met VVD, CDA, CU en D66), maar het advies van de verkenner helemaal over (radicaal)rechts gaat: BBB, VVD, CU, PVV, SGP en eventueel JA21 – die laatste is overigens niet voor een vervolg uitgenodigd. Als één van de redenen voor deze variant voeren de verkenners aan dat PvdA en GroenLinks niet zonder elkaar willen deelnemen.

Ook in Utrecht willen PvdA en GroenLinks alleen samen meedoen, wat mede geleid heeft tot de situatie dat ook BBB en VVD een soort koppeltje hebben gevormd. Deze vier partijen moesten het volgens de verkenner samen gaan proberen, maar na het Statendebat zijn de koppels voorlopig even uit elkaar en gaan BBB en GroenLinks met een reeks partijen uit het midden verder praten. Het advies van de Noord-Hollandse verkenner komt overeen met dat van Utrecht, met als verschil dat deze vier partijen in Noord-Holland samen al een meerderheid hebben. Het lijkt erop dat de PvdA wat enthousiaster is om door te praten dan GroenLinks. In Zuid-Holland stelde de verkenner voor dat BBB, VVD, PvdA, CDA en GroenLinks het gesprek aangaan met als alternatief JA21, PVV en SGP in plaats van PvdA en GroenLinks, maar daar is men er onderling nog niet uit hoe verder. In elk geval willen PvdA en GroenLinks alleen samen aan tafel.

In Limburg bestuurt momenteel een extraparlementair college, waarin wel gedeputeerden van zowel PvdA als GroenLinks zitten. Daar wordt geadviseerd om een ‘gewone’ coalitie te gaan vormen, met wel weer de PvdA erbij, maar dan met de SP in plaats van GroenLinks en ook D66 valt buiten de boot. De andere beoogde coalitiepartijen zijn BBB, VVD en CDA. Friesland kent nu nog een coalitie van CDA, PvdA, VVD en FNP; in het advies vallen de laatste twee partijen af en mag BBB het met PvdA, CDA en ChristenUnie gaan proberen. In beide provincies klonk enige kritiek van GroenLinks op deze keuze van de PvdA. Tot slot Gelderland: daar stelt de verkenner een ‘motorblok’ van BBB, CDA en VVD voor, dat gesprekken gaat voeren met SGP, ChristenUnie, JA21 en PvdA. Op verzoek van de PvdA wordt GroenLinks aan dat rijtje toegevoegd.

In de andere provincies zijn de verkenners nog bezig en moeten de adviezen nog volgen. Wat in het totale plaatje opvalt is dat de PvdA haar positie in de provinciebesturen behoorlijk lijkt te consolideren – en daarvoor de combinatie met GroenLinks niet echt nodig lijkt te hebben. In Zeeland en Flevoland valt de PvdA vermoedelijk buiten de boot, omdat zij alleen samen met GroenLinks mee wil doen, maar in Limburg, Friesland en mogelijk Gelderland is de gehechtheid aan GroenLinks niet zo groot dat het per se samen moet. Andersom heeft GroenLinks nog niet voor het dilemma gestaan dat het gevraagd is om mee te doen zonder de PvdA. Kijkend naar de uitslagen en zetelverhoudingen in de andere provincies, kan ik me ook niet snel een situatie voorstellen waar dat aan de orde gaat zijn.

Voorzichtige, voorlopige conclusie is wat mij betreft dat de linkse wolk nog niet heeft gebracht wat ervan werd verwacht. Dat is eerst en vooral het resultaat van de enorme winst van BBB en daarnaast van de teleurstellende verkiezingsuitslag voor PvdA en GroenLinks. In de provincies zorgt dat ervoor dat BBB de inhoudelijke verschillen met GroenLinks kan benadrukken en de PvdA als redelijk alternatief kan neerzetten, waarmee de PvdA uit de linkse wolk wordt getrokken om toch mee te besturen. In de Eerste Kamer is de gezamenlijke fractie een factor van betekenis, maar niet veel groter dan de som van de huidige fracties en heeft het kabinet ook andere opties om tot meerderheden te komen.

CETA als lakmoesproef?

In december vorig jaar sloten de Tweede Kamerfracties van GroenLinks en PvdA (toen nog onder leiding van Ploumen) een progressief oppositieakkoord. Hierin stonden vijftien ambities die de twee partijen voor elkaar wilden krijgen en waarop zij het kabinetsbeleid wilden gaan beoordelen. De belangrijkste boodschap was, net als tijdens de kabinetsformatie, dat PvdA en GroenLinks voortaan als één blok samen gingen optrekken.

Dit progressief oppositieakkoord is de toetssteen waaraan we het regeringsbeleid beoordelen en de agenda waar wij de komende jaren aan bouwen. Hiermee bundelen we onze macht en laten wij ons niet uit elkaar spelen: Het kabinet kan over deze doelstellingen zaken doen met ons beide, of niet. Niet als het blijft bij een onsje meer of minder, niet over de groei van het BBP, maar over het vergroten van de brede welvaart voor Nederland.

Eén maand en één dag geleden koos het congres van de PvdA in ruime meerderheid voor een fractiefusie met GroenLinks in de Eerste Kamer. De leden van GroenLinks deden dat in een referendum met een nog grotere meerderheid eveneens. Jesse Klaver noemde het de “grote doorbraak voor linkse samenwerking waar we al zo lang op wachten” en Esther-Mirjam Sent kondigde aan een “linkse vuist [te gaan] maken in de Eerste Kamer tegen dit rechtse kabinet.”

Toegegeven, in die vijftien ambities was niks over CETA opgenomen, alleen de doelstelling dat de Europese Unie in 2030 koploper moet zjin in groene banen, eerlijke handel en faire belastingen. Bovendien: tot aan de verkiezingen van 2023 zijn er nog twee afzonderlijke fracties in de Eerste Kamer en kan het dus voorkomen dat de ene fractie (PvdA) voor stemt en de andere fractie (GroenLinks) tegen. Tot slot maakt de Eerste Kamer zijn eigen afwegingen en hoef je als fractie niet hetzelfde te stemmen als je partijgenoten uit de Tweede Kamer.

Het is wat te zwaar om de hele toekomst van de linkse samenwerking op te hangen aan de stemming over CETA, al hebben de voorstanders van deze fractiefusie het er met hun grote woorden wel een beetje naar gemaakt. Zo’n linkse vuist mept nou eenmaal niet zo hard als je een paar vingers mist. Het zegt uiteindelijk niet zo veel dat je op heel veel onderwerpen hetzelfde stemt, als de stemmen tegenover elkaar staan op een cruciaal thema als internationale handel. Zeker nu deze voorstem van de PvdA het verschil maakte tussen het aannemen of verwerpen van CETA.

Het maakt me vooral nieuwsgierig hoe dat in die nieuwe gezamenlijke fractie zou zijn gegaan. Veel hangt ervan af welke afspraken aan het begin zijn gemaakt: wordt er, zoals in de meeste fracties, gestreefd naar unanimiteit of zijn er bij voorbaat vrije kwesties? Maakt het uit of de Tweede Kamerfracties hetzelfde of verschillend hebben gestemd? Bij CETA had ik me dan kunnen voorstellen dat het grotere GroenLinks-deel in de fractie het PvdA-deel had kunnen overtuigen als gehele fractie tegen te stemmen. Maar misschien net zo waarschijnlijk is dat het PvdA-deel dan anders had gestemd dan het GroenLinks-deel.

Mocht dat laatste scenario zich bij meer onderwerpen gaan voordoen, dan is dat goed nieuws voor de coalitie en slecht nieuws voor de linkse samenwerking. Dan is immers de impliciete claim dat de hele gezamenlijke senaatsfractie de voorstellen zal steunen waarop de coalitie aan de wensen van de Tweede Kamerfracties van PvdA en GroenLinks tegemoet is gekomen, veel minder geloofwaardig. En andersom mag de coalitie dan nog speculeren op steun vanuit een deel van die gezamenlijke fractie, ook wanneer PvdA of GroenLinks, of allebei, tegen hebben gestemd in de Tweede Kamer. Het risico van tegen elkaar uitspelen ligt dan weer ouderwets op de loer.

Gezamenlijke fractie? In de Tweede Kamer, ja!

Het is al jaren niks met de linkse samenwerking omdat er te veel wordt gepraat – en dan meestal niet met, maar over elkaar – en te weinig wordt gedaan. Om die reden is het voorstel om PvdA en GroenLinks na de senaatsverkiezingen van 2023 één fractie te laten vormen toe te juichen. Eindelijk gebeurt er wat, eindelijk een beetje pragmatisch. Genoeg kopjes thee en koffie, genoeg gezamenlijke bijeenkomsten met twee (of drie) zichtbaar ongemakkelijke partijleiders op een podium, genoeg loze woorden over het belang van samenwerking.

Bovendien: stel, het bevalt niet en het voorbeeld krijgt geen navolging, dan is er ook geen man overboord. Dan gaan GroenLinks en PvdA weer elk huns weegs voor de Tweede Kamer, gemeenteraad, Europees Parlement, etc. In elk geval hebben we het dan geprobeerd. In elk geval hebben we dan een antwoord op de vraag of deze samenwerking kiezers wegjaagt of aantrekt en of een gezamenlijke fractie echt dat strategische voordeel biedt ten opzichte van de rechtse partijen en het kabinet.

Sommigen zullen zeggen dat dit voorstel nog niet ver genoeg gaat. Doe dan meteen een gezamenlijke lijst, dat biedt immers voordeel bij de verdeling van de restzetels in de Eerste Kamer. Als het verleden iets heeft geleerd, is het wel dat GroenLinks niet zo bedreven is in het handig organiseren van de stemmen om bij de senaatsverkiezingen een extra zetel binnen te halen. Of ga nog verder: niet alleen met de PvdA, maar ook met de SP, met Bij1, met de Partij voor de Dieren. Dan heb je pas een blok!  

Toch zit dit voorstel me niet lekker. Dat heeft allereerst te maken met de willekeur om te kiezen voor een fusie van fracties in de Eerste Kamer. Als toevallig de Europese verkiezingen als eerste aan de beurt waren, hadden we dan daar voor een gezamenlijke fractie gekozen? (Nog los van het feit dat dat lastig is omdat PvdA en GroenLinks niet bij dezelfde Europese partijgroep zitten) Het wordt daarmee een losse en toevallige ingreep, die de situatie op alle andere plekken waar GroenLinks en PvdA zijn vertegenwoordigd onveranderd laat. Immers, geen streven naar gezamenlijke lijsten of fracties bij de Statenverkiezingen die aan de basis liggen van de verkiezingen voor de Eerste Kamer.

Het tweede bezwaar, gerelateerd aan het eerste punt, heeft te maken met de manier waarop de Eerste Kamer ingezet wordt als middel om een probleem elders op te lossen. Het lukte PvdA en GroenLinks als combinatie niet om een plek aan tafel te krijgen bij de coalitieonderhandelingen. Het kabinet heeft voldoende mogelijkheden om meerderheden te krijgen waar PvdA en GroenLinks niet voor nodig zijn. En nu moet de schaduw van een grote fractie in de Eerste Kamer die Rutte-IV aan een meerderheid kan helpen, de strategische positie van het groen-rode blok in de Tweede Kamer versterken? Hoe zat het ook alweer met de eigen afwegingen die Eerste en Tweede Kamerleden kunnen maken? Dat je niet in de achterkamers en wandelgangen van de Tweede Kamer aan het kabinet kunt beloven dat de voorstem van de Eerste Kamerleden zeker is?

Mocht het PvdA en GroenLinks in Den Haag menens zijn, dan is de meest logische stap een gezamenlijke fractie te vormen in de Tweede Kamer. Horen we niet steeds hoe groot de inhoudelijke overeenkomsten zijn? Zien we niet regelmatig gezamenlijke voorstellen voorbij komen? Voeren Kamerleden niet steeds vaker mede namens de ander het woord? Voeg dan de daad bij het woord. Dit keer niet afgedwongen door rechtse partijen die liever met één partij zaken doen, dan met twee. Doe het op de plek waar het er echt toe doet, daar waar het primaat van de politiek en van de inhoudelijke koers ligt. Met als bijkomend voordeel dat er eindelijk iets anders in de Kamer gebeurt dan verdere versplintering en polarisering. Tegen dat voorstel zou ik in een referendum meteen ja zeggen.

Democratisch uitsluiten

Lof en kritiek was er voor partijleiders Kaag en Klaver die hun gemeenteraadsleden opriepen niet in een college te stappen met PVV of FvD. Ja, het was goed om een grens te trekken en partijen die radicaliseren, racistisch zijn en de rechtsstaat ondermijnen bij voorbaat al de deur te wijzen. Nee, je ontneemt hiermee lokale politici de kans hun eigen afwegingen te maken en bovendien is uitsluiten niet democratisch.

Met een oproep aan raadsleden is in principe weinig mis. Zo kan ik me goed voorstellen dat GroenLinks de lokale fracties ook oproept niet te pleiten voor kernenergie, geen onredelijk zware tegenprestatie te eisen voor een bijstandsuitkering, bij stages niet te discrimineren en niet te bezuinigen op de jeugdzorg. Zo’n oproep is vooral ook bedoeld om te laten zien dat een partij landelijk en lokaal vergelijkbare en herkenbare standpunten inneemt. Het bevestigt bij kiezers een paar weken voor de verkiezingen de associaties met het “merk” GroenLinks of D66.

Het ongemakkelijke is echter wel dat hier een Haagse discussie wordt gevoerd ten koste van raadsleden die graag lokale thema’s onder de aandacht willen brengen. Bovendien is de kans heel klein dat D66’ers of GroenLinksers daadwerkelijk in de situatie komen dat zij moeten besluiten over collegesamenwerking met PVV of FvD. De PVV doet immers al jaren mee aan gemeenteraadsverkiezingen, maar slechts in een klein aantal gemeenten, en heeft al die tijd consequent elke vorm van bestuursverantwoordelijkheid ontlopen. Forum heeft zelf al na de enorme zege bij de Statenverkiezingen in 2019 laten zien vrijwel nergens tot besturen in staat te zijn en alle Statenfracties zijn gedecimeerd na een reeks scheuringen en afsplitsingen. Net als de PVV doet FvD maar aan een beperkt aantal verkiezingen mee en als we de peilingen mogen geloven, zal die partij nergens zo groot worden dat je er niet omheen kunt voor het vormen van een college. Daar komt nog bij dat voor PVV en FvD de oppositie een veel fijnere plek is om ongenuanceerd te roepen wat je wilt.

Dan hebben we het nog niet eens gehad over de inhoudelijke verschillen. Hoewel die in de praktijk soms minder groot zijn dan ze in ronkende verkiezingsprogramma’s worden gepresenteerd, zie ik nog niet echt voor me hoe je een coalitieakkoord kunt bedenken waar D66 en/of GroenLinks en PVV en/of Forum een handtekening onder zou willen zetten. Kortom, wat in de Haagse binnenwereld, met PVV als de derde partij van het land en Forum als ontregelaar van parlementaire mores, een begrijpelijke oproep is, maakt op gemeentelijk niveau een vergezochte indruk. Het tweederangskarakter van gemeenteraadsverkiezingen, als peiling over het zittende kabinet, wordt ermee versterkt en dat is precies waar raadsleden niet op zitten te wachten. Mag het weer eens over de inhoud gaan?

Wat me wel verbaasde, is dat in veel kritieken de oproep om niet samen te werken als ondemocratisch werd gekarakteriseerd. Ik zou eigenlijk denken: precies het tegenovergestelde. PvdA en GroenLinks kregen maandenlang de worst voorgehouden dat zij misschien wel aan het nieuwe kabinet-Rutte mee mochten gaan doen en moesten uiteindelijk constateren dat dat er nooit echt in had gezeten. Hoe veel duidelijker was het geweest wanneer VVD en met name CDA voor de verkiezingen of bij de start van de verkenningen hadden gezegd dat zij niet met twee linkse partijen in een kabinet wilden. Wilders had het na de oproep van Kaag en Klaver meteen over meer dan een miljoen PVV-kiezers die in het “foute kamp” werden gezet, maar ik hoorde hem een paar maanden eerder niet over de meer dan een miljoen stemmers van PvdA en GroenLinks die werden uitgesloten toen Rutte met dezelfde partijen als in 2017 een doorstart maakte.

Kenmerk van verkiezingen is dat er winnaars en verliezers zijn en dat er na de coalitieonderhandelingen wederom winnaars en verliezers zijn. Ook dat is democratie: de zetel van de ene partij gaat niet naar de andere partij en hetzelfde geldt voor de stoelen aan tafel in de ministerraad. Ondemocratisch zou zijn om te zeggen dat een partij niet mee mag doen, dat de stemmen op die partij niet geteld mogen worden, of dat die partij geen plek in de Kamer of de raad mag innemen. Maar ik zie niet in hoe vooraf aan de kiezers duidelijk maken met wie je niet wilt samenwerken (en bij voorkeur ook met wie je wél wilt samenwerken) ondemocratisch zou zijn. Denk maar eens terug aan alle VVD- en PvdA-kiezers die in 2012 vooral op Rutte respectievelijk Samson hadden gestemd om te zorgen dat de ander niet zou gaan meeregeren. Het lijkt mij eerder democratische winst om die duidelijkheid te krijgen in een openbaar debat tussen lijsttrekkers in plaats van in de beslotenheid van de onderhandelingen.