In de landelijke politiek hebben de veertigers het voor het zeggen, schreef ik een paar maanden geleden. Voor een belangrijk deel klopt dat nog. Hoewel het kabinet ook rijkelijk gevuld is met ministers die net iets ouder zijn dan veertig, wordt het geleid door een premier die werd geboren in 1967. De oppositie wordt aangevoerd door Pechtold (1965) en Halsema (1966) en de beide nieuwe fractieleiders van CDA (Van Haersma Buma) en VVD (Blok) zijn 45 jaar.
Maar in de provincie zijn de veertigers juist de grote afwezigen. Het viel mij op toen ik de kandidatenlijsten van GroenLinks en PvdA voor de komende provinciale verkiezingen bekeek. De gekozen (GroenLinks) en beoogde (PvdA) lijsttrekker zijn allebei 60 jaar. In de top-10 van het PvdA-advies vinden we verder drie vijftigers, drie dertigers en twee twintigers. De eenzame veertiger komen we op plek 8 tegen. De vastgestelde lijst van GroenLinks telt één veertiger, zij het wel op plek 2. Voor het overige: twee twintigers, drie dertigers, twee vijftigers en een zestiger.
Blijkbaar is voor deze groep, die druk bezig is carrière te maken en kinderen op te voeden, een politieke nevenfunctie niet zo aantrekkelijk – althans, dat is mijn hypothese. Of zouden zij zich wel melden, maar door aanstormende jongeren en ervaren rotten gepasseerd worden?
Overigens ben ik van mening dat de Eerste Kamer behouden dient te blijven