Referenda en de status quo

Het veelbesproken referendum bij Forum voor Democratie zal ongetwijfeld opleveren dat een groot deel van de leden kiest voor Baudet als partijleider. Het is een opmerkelijk referendum, omdat de statuten de functie ‘partijleider’ niet kennen, net zo min als het ‘bindend referendum’. Dat laatste is opmerkelijk te noemen, omdat dat wel een prominent programmapunt van Forum is. Maar het komt vaker voor dat partijen democratie vooral voor een ander willen, maar intern wat minder democratisch zijn georganiseerd.

Een andere onzekerheid is of Baudet als partijleider ook automatisch lijsttrekker is. Dat lijkt voor de hand te liggen, maar in theorie zou je ook nog een aparte lijsttrekkersverkiezing kunnen houden. Nu is immers de keuze in het referendum beperkt tot: willen we een leider of willen we geen leider.

Veel minder in de publiciteit kwamen twee referenda die GroenLinks en D66 hielden over hun concept-kandidatenlijsten voor de Tweede Kamerverkiezingen. Weliswaar was er enige ophef over de iets te enthousiaste campagne van #teamkaag, maar Sigrid Kaag was de enige van de kandidaten die al was verzekerd van haar positie als lijsttrekker en het referendum ging over de plekken vanaf plek 2. Bij GroenLinks trok vooral de beoogd nummer negen, Kauthar Bouchallikt, flink de aandacht. Die aandacht werd helaas ook door GroenLinks zelf nog weer van de nodige brandstof voorzien door onhandige reacties in de eerste weken na de presentatie van de kandidaten.

Bij de uiteindelijke kandidatenlijsten viel op dat de D66-leden veel zittende Kamerleden op een hogere plek hadden gestemd en dat er bij de plekken twee tot en met vijf nu drie in plaats van twee mannen staan. Bij GroenLinks viel vooral op dat er niets veranderd was en iedereen op dezelfde plek staat als bij de conceptlijst. Voor een deel heeft dat waarschijnlijk te maken met het kiessysteem dat GroenLinks hanteert (“alternative vote”), waarvan zowel de kandidaat die hoger wil als de leden die haar of hem hoger willen, de finesses goed moeten kennen om die poging succesvol te laten zijn.

Beide voorbeelden laten mooi het dilemma van referenda over kandidaten zien. Aan de ene kant bieden ze de mogelijkheid van invloed (door kiezers, leden) op een veel grotere schaal dan bij andere manieren van besluitvorming. Aan de andere kant werken ze vernieuwing en het veranderen van de status quo vaak tegen. Wie niet al enige bekendheid heeft, krijgt het lastig om iets te veranderen aan zijn of haar positie op de lijst. De gebrekkige mogelijkheden om jezelf te presenteren in tijden van corona maken dat nog extra ingewikkeld. Wie wel de bekendheid heeft en het sentiment weet te wekken dat hem of haar met een (te) lage plek onrecht is aangedaan, heeft een goede kans hoger te komen.

Vanuit het perspectief van draagvlak en participatie is er zeker iets te zeggen voor het referendum in vergelijking met een partijcongres dat een lijst vaststelt. Tegelijkertijd komt met deze werkwijze erg veel aan op de kwaliteit van de selectiecommissie en worden de mogelijkheden die er zijn om op een andere manier de geschiktheid van kandidaten te wegen wel sterk beperkt.