Nieuwsgierigheid of bezigheidstherapie?

Eén van de middelen die we als Statenleden hebben om GS te controleren, zijn de schriftelijke vragen. Laatst hoorde ik iemand van de Statengriffie verzuchten dat er op dit moment (oktober) al meer vragen zijn ingediend dan in heel 2004. Oftewel: van de mogelijkheid vragen te stellen wordt erg enthousiast gebruik gemaakt.

Ik besloot me er maar eens in te verdiepen, te beginnen met de vraag: wie stellen die vragen toch? Zijn het de kleine partijen of juist de grote partijen? Is het de oppositie of de coalitie? En zijn binnen de partijen bepaalde types die achter elkaar door vragen, terwijl anderen er helemaal geen gebruik maken?

Tot nu toe zijn er 108 (series van) vragen gesteld, da’s ruim meer dan 2x per week (zeker als je ook vakantie e.d. er vanaf haalt). Daarvan waren 38 afkomstig van de SP, wat mijn beeld dat vragen vooral vanuit de oppositie en kleine partijen komen, meteen bevestigt. Op respectabele afstand zijn PvdA (18,5) en GroenLinks (16,5) tweede en derde. Die halfjes komen doordat één keer vragen door PvdA en GroenLinks gezamenlijk zijn gesteld. Het CDA is vierde met 13 vragen, terwijl nummer vijf VVD blijft steken op acht vragen en D66 niet verder kwam dan drie vragen. Bij de eenmansfracties steekt Agema boven de rest uit, met vier vragen, daarna komen Remak en Prins met twee vragen. De andere drie solo-partijen hebben allemaal exact één keer vragen gesteld. Ten opzichte van het aantal Statenleden stelt de VVD de minste vragen: 0,42 vraag per fractielid, de SP (uiteraard) de meeste: 7,60.

Kijken we naar het contrast oppositie-coalitie dan is duidelijk dat de oppositie wint: 63% van de vragen is van hen afkomstig. Ook interessant is dat van de 108 vragen er 88 door individuele Statenleden zijn gesteld, 14 door duo’s en 6 door drie personen. Tenslotte valt op dat vragen stellen zeker geen hobby van een klein clubje is: van de 83 Statenleden hebben 56 één of meer keer (mede) vragen gesteld.

Wie stelt de meeste vragen? Absolute koploper is toch wel Carlien Boelhouwer van de SP, wat de vaste volgers van de Noord-Hollandse politiek in het geheel niet zal verbazen. Niet minder dan 18 keer kroop zij achter haar laptop om GS te bestoken met het leed waarmee zij kort daarvoor was geconfronteerd.

Dit mooie voorbeeld wil ik u niet onthouden:

1. Heeft de stichting gelijk? Gaat er landelijk gezien te weinig geld naar de pleegzorg?
2. Zo nee, hoe zit het dan volgens u; kunt u ook ingaan op het aspect van het schenden van de rechten van het kind?
3. Zo ja, bent u bereid er bij de minister op aan te dringen er voor te zorgen dat het budget wordt aangepast.
4. Hoe is het in dezen met de pleegzorg gesteld in Noord-Holland. Gaat daar volgens u genoeg geld heen, of zou het meer kunnen zijn, als u meer geld te geef had?
5. Indien u van mening bent dat de pleegzorg meer geld verdient, maar dat u zelf geen geld heeft: waarom spreekt u niet een deel van de reserves aan? Graag uitleggen?
6. Indien u van mening bent dat de pleegzorg ruim voldoende krijgt: kunt u dat uitleggen, waar toetst u dat aan?
7. Gaat u wat doen aan de opnamestop van de William Schrikker Stichting.
8. Zo ja, wat?

9. Zo nee, wat is uw motivering om niets te doen?

Nu ik zelf druk bezig ben vragen te verzinnen voor drie tentamens, een enorme bron van inspiratie!

Een volgende aflevering meer over de inhoud van de schriftelijke vragen