Omdat de Staten vorige week dankzij motorcross en loverboys (inmiddels omgedoopt tot het L-woord) zo lang duurden, moesten we vandaag om 11.30 terugkomen om één en ander af te maken. De laatste twee onderwerpen van de vergadering van vorige week konden gelukkig in een vloek en een zucht afgerond worden en ook de stemming over andere agendapunten ging heel vlot.
Daarna was het de beurt aan de dualisme conferentie, waar ik als lid van de voorbereidingsgroep ook mijn bescheiden bijdrage aan had geleverd. We kregen allereerst drie inleidingen op het thema van deskundigen van buiten. Het begon met prof. Hans Engels, hoogleraar in Leiden tevens Eerste Kamerlid voor D66. Hij ging in op wat er ooit met dualisme bedoeld was en wat hiervan in de praktijk was terechtgekomen. Vrij weinig moest de conclusie zijn, maar dat was eigenlijk ook te verwachten – aldus de jurist Engels – omdat er immers formeel weinig veranderd is in de verdeling van bevoegdheden tussen GS en PS. Voor een D66’er legde hij bovendien verbazend weinig enthousiasme aan de dag voor welke vorm dan ook van democratisch experimenteren. Weer een bevestiging van mijn idee dat de wetenschappers die zich met dualisme bezighouden, de grootst mogelijke sceptici zijn.*
Daarna gaf Frank Biesboer, die jarenlang voor de provinciale media verslag deed van de Statenvergaderingen, een verrassend kritische kijk op de rol van de Staten. Zijn uitgangspunt: het dualisme werkt als Gedeputeerden met de angst in het lijf het Statendebat ingaan, want daar moet je je echt verdedigen… In plaats daarvan, zo moest hij helaas constateren, kwamen GS te vaak te gemakkelijk weg en pakten de fracties in PS op essentiële momenten te weinig door. De derde presentatie was van Annemieke van Brunschot, die namens Berenschot de resultaten van de enquête gehouden onder PS, GS, griffie en ambtelijke leiding was gehouden. Omdat ik vantevoren al de resultaten had gezien weinig nieuws. Bovendien een wel erg droge opsomming van alle percentages, waar het leuker was geweest de saillante verschillen tussen coalitie/oppositie, GS/PS of oude vs. nieuwe leden eruit te halen.
In de workshop die ik zelf mocht voorzitten over de volksvertegenwoordigende rol van PS ging het over twee zaken. Ten eerste: wie vertegenwoordigen wij eigenlijk? Als je de rol als middenbestuur serieus neemt, dan moet de aandacht primair ook op belangenorganisaties en raadsleden/B&W gericht zijn – dan kun je je afvragen of directe contacten met ‘de burger’ het eerste doel zijn. In het verlengde daarvan het tweede item: waarom en wanneer organiseer je hoorzittingen? Als niet duidelijk is wat het doel daarvan is, dan roept het alleen maar verwachtingen op die achteraf niet zijn waar te maken. De tweede workshop – als deelnemer – ging over de verhouding coalitie-oppositie in relatie tot dualisme. Als simpele politicoloog heb ik daar ingebracht dat onderling overleg en afstemming van alle tijden is (en ook nuttig en noodzakelijk), bovendien dat dé scheidslijn in de politiek loopt tussen coalitie en oppositie en NIET tussen GS en PS. Dualisme is een mooie en broodnodige cosmetische operatie, maar verwacht er niet van dat het ineens alle politieke en bestuurlijke verhoudingen op z’n kop zal zetten. (De liefhebbers verwijs ik naar een stuk dat ik hierover heb geschreven in het blad Openbaar Bestuur)
We sloten af met een als gewoonlijk uiterst gezellige barbecue. Heb (samen met Klaas) de eer van de fractie hooggehouden om tot het laatste moment te blijven. Complimenten ook voor GS, die twee goede vertegenwoordigers hadden in Rinske Kruisinga – haar chauffeur stond al die tijd keurig te wachten – en Cornelis Mooij – zijn fiets stond er volgens mijn laatste berichten ook nog. Verder een eervolle vermelding voor Willem Holthuizen (VVD) en zeker ook Joke Geldhof (D66) die de laatste flessen wijn wist te bemachtigen.
Dan nu vakantie, of reces zoals wij dat noemen. Ik zal zien hoe vaak ik dit weblog nog bijhoud, maar als er iets interessants te melden is zal ik dat zeker doen.
* Zijspoor: bij mijn eigen dissertatie-onderwerp is dat precies andersom. De politicologen die zich met de positie van politieke partijen ten opzichte van Europa bezighouden zijn bijna zonder uitzondering Euro-optimisten.