Een van mijn absolute favorieten van dit moment, Wende Snijders, mocht vandaag een mooie prijs op haar erelijst bijschrijven. Ze kreeg de Annie MG Schmidt Prijs voor haar lied ‘ De wereld beweegt’. Ik kon zo gauw geen filmpje vinden van dit nummer, vandaar mijn persoonlijke lievelingsnummer:
De zachte krachten
Na alle harde, onverdraagzame en stigmatiserende woorden van vandaag, mijn hoopvolle gedachte voor de komende tijd:
De zachte krachten zullen zeker winnen
in ’t eind – dit hoor ik als een innig fluistren
in mij: zoo ’t zweeg zou alle licht verduistren
alle warmte zou verstarren van binnen.(Henriëtte Roland Holst)
De angst heeft in Den Haag lang genoeg geregeerd
Wat valt er na alle commentaren, opinies, gevraagde en ongevraagde meningen en wijsheden van intellectuelen en de man-in-de-straat, nog toe te voegen aan de discussie over Fitna? Daarom houd ik mij stil en geef ik het woord aan Hans Goslinga:
’De wereld zal na vandaag niet meer hetzelfde zijn’, zei de toenmalige CDA-leider De Hoop Scheffer op 11/9, daarmee verwoordend wat velen dachten of aanvoelden. In Nederland was vanaf het eerste moment de kernvraag hoe de aanslagen zouden uitwerken op de verhouding tussen de autochtone bevolking en de bijna één miljoen islamitische immigranten. Premier Kok legde in de Tweede Kamer een verklaring af waarin hij beklemtoonde ’dat we ons niet laten leiden door angst, overtuigd als we zijn van de waarden van vrijheid, democratie en rechtvaardigheid’.
Die woorden hadden zowel het karakter van een klaroenstoot als van een bezwering. Kok toonde zich in één en dezelfde ademtocht een democratisch staatsman, zowel als een realistisch politicus die de bui al zag hangen. Angst, onzekerheid en wantrouwen zijn nu eenmaal een niet te onderschatten kracht in de politiek, ook de Nederlandse. Deze kracht is niet alleen een beproefd voertuig voor der Wille zur Macht, zij verenigt en splijt ook, trekt nieuwe scheidslijnen en bepaalt voor korte of langere tijd de verhoudingen, zoals de Koude Oorlog heeft laten zien.
Van dat brisante proces in de Nederlandse politiek is iedereen de afgelopen jaren getuige geweest. De angst heeft zich op de flanken van het krachtenveld uitgespreid, zowel rechts als links; de traditionele partijen in het midden zijn gekrompen. De beweging Trots op Nederland van Rita Verdonk kan een verdere versplintering teweegbrengen. Verdonk en Wilders spreken volgens de peilingen een op de vijf kiezers aan en kunnen dus een aardverschuiving veroorzaken, wat weer voor angst en verkramping in het midden zorgt.
Onder de spanning die Kok in zijn verklaring voelbaar maakte, is vooral de VVD bezweken. Het lukte de opeenvolgende leiders Dijkstal, Zalm, Van Aartsen en Rutte niet de gevoelens van angst blijvend te verenigen met de lijn van redelijkheid en optimisme. Daaraan heeft zeker bijgedragen dat het samenbindend vermogen van de liberale stroming, inherent aan haar ideologie, nooit sterk is geweest. De PvdA onderging, als geplukte rooie haan het spoor al enige tijd bijster, hetzelfde lot. Afsplitsingen bleven de partij bespaard, maar zij heeft de SP als schaduw van haar eigen verleden zeer dichtbij zien komen.
Spiegelbeeldig levert dat wellicht de verklaring op waarom het CDA in deze periode aan vertrouwen heeft herwonnen. In 2002 bleken de reeds afgeschreven christen-democraten nog over verrassend veel krediet onder de burgers te beschikken, vermoedelijk dankzij hun lange staat van dienst als landsbestuurders en bruggenbouwers tussen kapitaal en arbeid, de strijd die de politiek in de twintigste eeuw beheerste. De partij kon door de sterk bindende kracht van religie de boel beter bij elkaar houden.
Meer dan anderen zijn CDA-mensen, gericht op harmonie, geoefend in de kunst van het meebuigen met het gemoed van de natie. Dat levert geen beelden op van helder, aansprekend leiderschap, maar in tijden van heftige beroering is het geruststellend over bestuurders te beschikken die bedreven zijn in minding the shop. Met op het netvlies oud-onderzeebootkapitein Piet de Jong, die het land met vaste hand door de woelige jaren zestig stuurde, is dat niet laatdunkend bedoeld. Het land moet toch geregeerd worden. Maar dat is niet genoeg.
Dat we sinds 11/9 aan het vijfde kabinet toe zijn, zegt iets over de fricties tussen politiek en burgers. In de jaren zestig trad ook het ene kabinet na het andere aan, maar de crisis tussen politiek en burgers lijkt nu breder en diepgaander. In dat licht stelt de traditionele coalitiepolitiek van CDA en PvdA ook maar betrekkelijk gerust. Niet omdat het beleid zo weinig tot de verbeelding spreekt, maar omdat het noodzakelijke nieuwe contract met de burgers geen inhoud krijgt. De onrust, veroorzaakt door een ongekende vervreemding tussen politiek en burgers, blijft daardoor bestaan.
Fitna heeft laten zien dat Wilders de natie niet meer heeft te bieden dan zijn eigen angstvisioen. In die zin heeft hij zichzelf in het onbeholpen filmpje ontmaskerd als een politicus die met lege handen staat. Zelfs zijn analyse van de islam als de nieuwe vijand die zich na het nazisme en het communisme voor het vrije Westen aandient, bleek krakkemikkig. Deze ideologische systemen steunden op politieke, militaire en economische macht, gebundeld in machtige staatsverbanden. In het geval van de islam is daarvan geen sprake, zelfs als deze religie door de ogen van Wilders als ideologie wordt opgevat. Een lichtpuntje is dat de politicus eindelijk met burgers in debat wil. Dat stelt hem, al jaren in een claustrofobische toestand levend, in staat moslims vanuit een directer perspectief te bekijken dan dat van zijn abstracte liberale djihad.
De gevestigde politici hebben, zeven jaar na de klap die het wereldbeeld veranderde, niet zoveel reden zich op de borst te slaan. Zij zijn vooral met zichzelf bezig geweest en, uit angst voor de kiezers, te weinig met de grondslagen van de immigratiesamenleving in de 21e eeuw. De democratische waarden waarvoor Kok zeven jaar terug pal wilde staan, zijn het waard verdedigd te worden, maar zij moeten wel inhoud krijgen, bijvoorbeeld in een gedeeld burgerschap.
Met een sisser
Voor het eerst sinds jaren weer een minister naar de Eerste Kamer geroepen, maar dat liep op een teleurstelling uit. Het ging over uitspraken van Guusje ter Horst over mogelijke stemdwang voor Statenleden bij de Senaatsverkiezingen. In de pers was de indruk gewekt dat Ter Horst de instructie om op de nummer één van de lijst te stemmen in strijd met de Grondwet vindt. Vandaar deze actie van de SP, die zelf het nodige te stellen had met dissident stemgedrag.
Zoals ik een paar dagen geleden schreef waren de uitspraken van Ter Horst dubbelzinnig: hoewel volksvertegenwoordiger vrij van last zijn, mogen partijen wel onderlinge regels opstellen en verwachten dat hun leden zich daaraan houden. Een beetje van dit, een beetje van dat. Niet zo stellig en zeker niet alleen gericht op de SP. Tiny Kox, de fractieleider van de SP in de Senaat, kreeg dan ook het verwijt dat hij wel een erg zwaar middel had ingezet en bovendien de brief van Ter Horst niet echt goed gelezen had. Waarop het debat doofde als een nachtkaars.
‘Heeft nou niemand tegen u gezegd: meneer Kox, dit is een canard?’ vroeg Gerard Schouw (D66) wanhopig. Dan moet de minister maar niet van die ‘onzorgvuldige brieven’ sturen, snauwde Kox terug.
Vrij van last?
Vorig jaar hadden wij een vervelend incident rondom de Eerste Kamerverkiezingen, wat uiteindelijk leidde tot het vertrek van Cheryl Braam uit de fractie. Naast deze niet eerder vertoonde ongeldige stem ging er op heel wat andere plekken in het land ook het een en ander niet zoals gepland. Düzgün Yildirim werd door een voorkeursactie van Gelderse SP Statenleden in de Senaat gekozen, maar was vervolgens niet welkom in de fractie. Jan Laurier (GroenLinks) en Hans Klein Breteler werden gekozen met hulp van stemmen uit Zuid-Holland; zij werden na enig rumoer en gemor wel in de fractie geaccepteerd.
Naar aanleiding van de affaire-Yildirim legde Toine van Bergen aan minister Ter Horst voor of partijen van hun Statenleden mogen vragen op de nummer één van de kandidatenlijst te stemmen, of dat dat in strijd is met de Grondwet ("stemmen zonder last"). Ter Horst geeft een dubbelzinnig antwoord: aan de ene kant zijn leden vrij hun stem uit te brengen en kunnen zij niet gebonden worden door hun partij hun stem op een bepaalde manier uit te brengen. Maar dan komt het anderzijds: partijen kunnen leden die zich niet aan interne afspraken houden (de regels van de vereniging) wel uit een fractie zetten en vervolgens royeren: De Kieswet stelt geen eisen aan de wijze waarop politieke partijen zich intern organiseren en welke eisen zij aan hun leden stellen c.q. onder welke voorwaarden het lidmaatschap van de partij mogelijk is.
In de media viel vervolgens te lezen dat Ter Horst stemdwang in strijd acht met de grondwet en dat spitste zich vooral toe op de SP, waarop de Eerste Kamerfractie van die partij besloot een interpellatie aan te vragen (een in dat huis weinig gebruikt middel). Immers, stelt Tiny Kox, andere partijen doen het niet veel anders dan de SP: ook PvdA, CDA, VVD en GroenLinks hebben interne afspraken over het stemgedrag bij de Eerste Kamerverkiezingen. Waarom dan alleen de pijlen op de SP gericht? Sterker nog, de SP vraagt aan Ter Horst uit te spreken dat dergelijke afspraken geen probleem zijn:
Bent u, alles afwegende, van mening dat u zich in de toekomst niet meer dient te bemoeien met afspraken binnen politieke partijen in het algemeen en over het verkiezen van leden van de Eerste Kamer door de leden Provinciale Staten in het bijzonder, omdat dat het eigen terrein van de politieke partijen is en dat het niet aan de regering is daar invloed op te willen uitoefenen? En bent u, alles afwegende, bereid uit te spreken dat de geldende regels van GroenLinks, PvdA, CDA, VVD en SP inzake de verkiezing van de Eerste Kamer níet in strijd zijn met de Grondwet?
Ik heb er een dubbel gevoel over, zij het iets anders dan onze minister. Aan de ene kant vind ik dat je als Statenlid bij deze verkiezing eigenlijk een doorgeefluik bent van de stem van de kiezer. Dat wil zeggen dat je niet op eigen titel veranderingen moet gaan aanbrengen in de volgorde van de lijst. Die lijst is immers democratisch door jouw partij vastgesteld. Bovendien: wie heeft erom gevraagd, namens wie doe je dat, zo’n voorkeursstem uitbrengen? Zeker in een grote provincie als Noord-Holland of Zuid-Holland, waar de stemmen zwaar meewegen, neem je als individu daarmee een ingrijpende beslissing. Aan de andere kant: we hebben nu eenmaal getrapte verkiezingen, die erop neer komen dat wij voor één dag gewone kiezers zijn in een gewoon stemhokje. Net zoals vele kiezers door een voorkeursstem ervoor kunnen zorgen dat een kandidaat die een "onverkiesbare" plek staat toch in de Tweede Kamer komt, hebben ook wij die mogelijkheid. Oftewel: net zoals gewone kiezers kunnen ook wij aangeven dat de volgorde van de lijst die door een partijcongres is vastgesteld ons niet bevalt.
Al met al weegt voor mij het eerste argument zwaarder: ik vind het niet mijn taak om door mijn stemgedrag een verandering in de beoogde samenstelling van de senaat te bewerkstelligen. (Het is uiteraard ook mogelijk dat ik op een VVD-er stem, al valt dat bij 55 uitgebrachte stemmen wel erg snel op). Op het moment dat ik stem vertegenwoordig ik de duizenden kiezers die op GroenLinks hebben gestemd en aan wie ik geen mandaat gevraagd heb om op wat voor manier dan ook af te wijken van de lijstvolgorde. Je zou een hoop gedoe kunnen voorkomen door gewoon maar één hokje GroenLinks te hebben, al heeft dat ook z’n nadelen.
Ik vind het dus niet zo gek dat partijen aan hun Statenleden vragen op de eerste persoon op de lijst te stemmen. Al zou ik daarbij wel de ruimte willen laten voor het stemgedrag dat vele GroenLinks kiezers in den lande ook tentoon spreiden: het stemmen op de eerste vrouw van de lijst. Want ook bij GroenLinks komt het wel eens voor dat de lijsttrekker niet van het vrouwelijke geslacht is.
Muziek als campagnewapen
Niets zo belangrijk – of in elk geval veelbesproken – als de muziek die je uitkiest voor je politieke campagne. Bij GroenLinks herinner ik mij nog een nummer van J-Lo waarmee een congres werd afgesloten (ben slecht in titels van nummers) en de fameuze clip voor de Europese verkiezingen met op de achtergrond Sag mir wo die Blumen sind. Wat een ontoegankelijke intellectualistische boodschap, maar wat een wonderschone en ontroerende beelden en muziek!
Tony Blair voelde de tijdgeest goed aan toen hij in 1997 koos voor Things can only get better als zijn lijflied voor de campagne, net als Bill Clinton een jaar eerder met Don’t stop thinking about tomorrow. Maar Hillary lijkt toch een klein foutje gemaakt te hebben (na dat afschuwelijke nummer van die afschuwelijke Céline Dion) met haar nieuwste campagnelied, al is het een mooi product van Hollandse bodem. Iets met een non geloof ik:
Yes. We. Can.
Na twee nederlagen kreeg Barack Obdama de gehoopte ruime overwinning in South Carolina. Met opnieuw een speech om kippenvel van te krijgen:
And as we leave this state with a new wind at our backs, and take this journey across the country we love with the message we’ve carried from the plains of Iowa to the hills of New Hampshire; from the Nevada desert to the South Carolina coast; the same message we had when we were up and when we were down – that out of many, we are one; that while we breathe, we hope; and where we are met with cynicism, and doubt, and those who tell us that we can’t, we will respond with that timeless creed that sums up the spirit of a people in three simple words: Yes. We. Can.