Van toverfluit tot woelmuis

Maandag was het weer tijd voor Algemene Beschouwingen:

Voorzitter,

Het voordeel van vakantie – eigenlijk moet ik zeggen: reces – is dat je toekomt aan dingen waar je anders geen tijd voor hebt. Daaronder valt overigens ook het opruimen van een hele berg provinciale stukken, waarvan ik mezelf voorhield dat die misschien nog wel eens nuttig zouden kunnen zijn, maar die in de praktijk al twee jaar op een onaangeroerde stapel liggen te verstoffen. Het is ook de mogelijkheid wat langer uit te slapen of wat meer tv te kijken, zonder je daar al te schuldig over te voelen.

Het belangrijkste voordeel van vakantie vind ik echter de mogelijkheid om allerlei boeken te lezen die al ik lang geleden gekocht danwel gekregen heb en die in de vergetelheid dreigden te raken. Eén van die boeken is een biografie over Wolfgang Amadeus Mozart. Niet alleen mijn favoriete componist maar ook nog eens zeer bepalend voor de twee steden die ik deze zomervakantie bezocht: Wenen en Salzburg. Wie de film Amadeus heeft gezien, kent in grote lijnen de levensloop van dit wonderkind. Zij het dat regisseur Forman daar wel een erg vrije interpretatie op heeft losgelaten.

In het boek wordt ook uitgebreid de wordingsgeschiedenis van Mozarts opera’s beschreven. Eentje wilde ik er vandaag kort uitlichten: Die Zauberflöte, oftewel de Toverfluit. Alle symboliek en verwijzingen naar de vrijmetselarij zal ik maar even buiten beschouwing laten. Want de essentie van het verhaal is (nadat het aanvankelijk lijkt te gaan om het bevrijden van een meisje dat door een boze tiran ontvoerd) de zoektocht naar wijsheid en geluk.

Een zoektocht die wij hier elk jaar bij de begroting op onze manier ook weer ondernemen. Het is immers de gelegenheid te laten zien hoe wij denken dat de wereld er uit zou moeten zien en wat er voor nodig is om dat wat dichterbij te brengen. De gelegenheid onze ideologie neer te leggen en te bedenken hoe die een praktische vertaling kan krijgen. Het zou mooi zijn als die confrontatie van ideeën hier nog wat scherper vorm zou krijgen.

Een voorzichtige poging in die richting heb ik bij de Lentebrief gedaan door het thema duurzaamheid centraal te stellen en vanuit dat begrip te kijken naar de voorstellen die op dat moment voor ons lagen. Deze discussie lijkt eigenlijk nog maar zo kort geleden en ik wil in zoverre hier ook algemene beschouwingen houden dat ik mijn fractiegenoten voldoende gelegenheid geef om in de vakcommissies dieper op afzonderlijke thema’s in te gaan.

Om uw herinnering op te frissen, loop ik kort nog de drie hoofdthema’s langs die we toen naar voren hebben gebracht. Ten eerste de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur. Ik heb benadrukt dat de wens om deze in 2018 klaar te hebben nog recht overeind staat. We zien ernaar uit verder te spreken over de herijking, die als het goed is op korte termijn ook verder in de commissie aan de orde komt. Vanuit de wens om tot concrete resultaten te komen binnen de gestelde termijn, heb ik ook mijn zorgen geuit over de natuur- en milieukwaliteit in sommige gebieden en de noodzaak om voldoende geld beschikbaar te hebben voor beheer en onderhoud.

Het tweede thema was de jeugdzorg. Met name heb ik het gehad over het voortdurende en schijnbaar nauwelijks op te lossen probleem van bureaucratie, langs elkaar heen werkende instellingen en de vraag of geld nu de énige oplossing is. Binnen het brede terrein van de jeugdzorg hebben we ervoor gekozen specifiek te focussen op de moeilijke situatie van pleeggezinnen.

Ten derde duurzame energie. Naast de inmiddels bekende windmolens heb ik het ook gehad over andere vormen van duurzame energie zoals getijdestroom, zonne-energie, koude-warmte opslag. Ik heb de wens uitgesproken dat Noord-Holland in de kopgroep blijft op dit gebied en dat ook vanuit het Rijk de nodige inhoudelijke en financiële steun komt. Tegelijk kwam ook aan de orde dat het niet alleen nodig is de energieopwekking te verduurzamen, maar dat er ook nog veel te winnen is met energiebesparing.

Vaak wordt gezegd dat de provincie zo op afstand staat van burgers, dat het zo onduidelijk is wat haar bevoegdheden zijn. Daarom wil ik graag concreet maken voor wie we dit eigenlijk doen: het aanleggen van de Ecologische Hoofdstructuur, de jeugdzorg verbeteren en het aandeel duurzame energie vergroten.

We doen het voor de Noordse woelmuis, een van de dieren voor wie we de ecologische hoofdstructuur aanleggen. Door natuurgebieden groter te maken en op de juiste manier in te richten en te beheren, bevorderen we de groei- en bloeimogelijkheden van flora en fauna. We bevorderen de soortenrijkdom, oftewel de biodiversiteit. Dat is niet alleen prettig voor de dieren, bomen en planten, maar vooral ook voor de mensen, die van deze variatie om hen heen kunnen genieten.

Een woelmuis is een hamsterachtige muizensoort die in de grond woelt op zoek naar plantenwortels. Hij heeft het liefst in vochtige, moerasachtige gebieden en eet voornamelijk jonge waterplanten. In Noord-Holland wonen Noordse woelmuizen vooral op Texel, in de veenweidegebieden van Laag-Holland en de Vechtstreek. Zijn naam is misschien wat minder sexy of mysterieus dan grutto, gevlekte witsnuitlibel of groenknolorchis, maar ook de Noordse woelmuis is een gewaardeerde inwoner van Noord-Holland voor wie we de EHS verder moeten realiseren.

We doen het voor al die jongeren die op hulp in de jeugdzorg wachten. Het lijkt zo langzamerhand een ouderwetse grammofoonplaat te worden die ieder jaar hier weer wordt gedraaid. Er zijn veel oorzaken waardoor de doorstroming binnen jeugdzorg naar een goede behandeling, opvang en begeleiding stagneert. Maar op één oorzaak van deze stagnatie wil ik toch wel specifiek ingaan: er zijn te weinig plaatsingsmogelijkheden voor kinderen die niet meer thuis kunnen wonen.

Pleegzorg zou het eerste alternatief moeten zijn als thuis wonen niet meer kan. Helaas neemt het aantal pleeggezinnen af. Zoals een ouder vertelde: “Ik heb gemiddeld drie pleegkinderen in crisisopvang. Vaak hoor ik niet eens wat de kinderen hebben meegemaakt, ik zie de gezinsvoogd van de kinderen sporadisch. En dan staat er ineens een nieuwe gezinsvoogd voor één van de kinderen voor de deur die naar aanleiding van een papieren diagnose besluit dat dit kind binnen een dag naar een ander gezin moet. Dit soort zaken ontmoedigt me, voor die kinderen is het een ramp en ik voel me gebruikt en machteloos!”. Opvang in een instelling kost per kind op jaarbasis tussen de € 40.000 en € 60.000. Een plaats in een pleeggezin kost voor een 8 jarige € 452 per maand. Hoeveel meer kinderen zouden we niet kunnen helpen als er meer pleeggezinnen zijn?

We doen het voor de windmolens. Zij genieten nu van een prachtig uitzicht over het Noord-Hollandse landschap, kijken over zee of hebben hun blik op kust gericht. In ruil voor de A-locaties die we hen gegund hebben, werken ze zich een slag in de rondte en leveren ze ons schone energie. We beschermen windmolens tegen NIMBY denken, tegen ingewikkelde procedures, tegen gebrek aan geld. We onderhouden ze en zorgen voor nieuwe exemplaren. Dankzij windenergie kunnen we ook werkgelegenheid creëren in een regio die daar om zit te springen en krijgen tienduizenden huishoudens groene stroom.

Ten behoeve van de noordse woelmuis, de pleeggezinnen en de windmolens en via hen voor de natuur, de dieren en uiteraard de burgers van Noord-Holland legden we deze drie prioriteiten vast in een drietal moties, die in ruime meerderheid of unaniem door de Staten werden aangenomen op 16 juni. We zijn dan ook teleurgesteld in de ontwerp-begroting erg weinig terug te zien van wat in die moties werd gevraagd. De Lentebrief was toch juist bedoeld om de kaders te stellen voor de begroting? En als het niet lukt om in dit tijdsbestek invulling te geven aan de moties, dan kunt u toch tenminste aangeven welke stappen ondernomen zijn en wanneer iets te verwachten valt. Met andere woorden, hoe staat het met de inventarisatie van de Ecologische Hoofdstructuur, komt er een plan van aanpak voor energiezuinig bouwen en renoveren en hoe ver is het fonds voor de ondersteuning van pleeggezinnen? Graag daarover duidelijkheid.

Een vierde motie van GroenLinks ging in op de stakingen in het openbaar vervoer en riep het college op bij het Rijk te pleiten voor structureel meer geld. Het is immers positief dat de provincie bereid is ook fors in de eigen buidel te tasten voor beter openbaar vervoer, maar het is merkwaardig als het Rijk tegelijkertijd de hand op de knip houdt of zelfs bezuinigt. Uit de miljoenennota wordt niet duidelijk hoeveel het Rijk wil investeren. Ook het IPO was hier kritisch over. Blijft de ambitie van 2,1% groei nu overeind? Nemen de middelen voor het regionaal openbaar vervoer nu toe of wordt juist op de BDU gekort? Wat betekent dat voor onze ambities?

Aandachttrekker bij deze begroting is natuurlijk de investeringsimpuls. Na FINH en EXINH hebben we nu de TWINH. De verdeling van de gelden is conform de afspraak die we eerder hebben gemaakt, met nog een toevoeging van investeringen op het terrein van duurzaamheid en klimaat. Ook hiervoor geldt dat in detail in de vakcommissies verder gesproken moeten worden over de gekozen projecten, maar ik noem toch een aantal aandachtspunten.

De omschrijving van het grootste bedrag in de impuls, dat voor wegeninfrastructuur, is nogal kort en vaag. U begrijpt dat het voor ons van belang is te weten voor welke projecten het geld ingezet zal worden en dat deze keuzes transparant worden gemaakt. Al eerder heb ik aangegeven dat wij denken dat bereikbaarheidsproblemen allereerst via beter benutten van bestaande infrastructuur opgelost dienen te worden (inclusief verkeersmanagement) en dat pas daarna eventuele uitbreiding of nieuwe tracés aan de orde kunnen zijn.

De gelden voor openbaar vervoer worden ingezet voor twee grote HOV projecten. We weten uit de ervaring met de Zuidtangent dat hier veel geld mee gemoeid is, dus het is niet onlogisch dat dat ook opgaat bij uitvoering van zowel de verbinding Hilversum-Huizen als IJmuiden-Haarlem. Maar er is ons ook veel aan gelegen concrete resultaten te kunnen laten zien en dan kunnen ook kleinere projecten in aanmerking komen. Het gaat er niet om de wenselijkheid van deze twee HOV verbindingen te betwisten, maar wel om een open discussie aan te gaan of er nog alternatieven denkbaar zijn.

Het omgekeerde gaat op voor cultuur en welzijn. Daar lijkt enige versnippering opgetreden in een groot aantal kleinere projecten. In lijn met wat wij eerder ook bij de Lentebrief en de Cultuurnota hebben aangegeven, benadruk ik dat wij hechten aan vernieuwende experimentele kunst en het ondersteunen van beginnende kunstenaars (al dan niet jong). Mede vanuit dat perspectief zullen we kijken naar de voorstellen die nu in de Investeringsimpuls worden gedaan.

We gaan ook graag verder met u in debat over de verdeling van de gelden binnen het onderdeel ‘groen’ van de investeringsimpuls. Het gaat dan vooral over de vraag hoe de gewenste ontwikkeling van nieuwe natuur en beheer en onderhoud van de bestaande natuur het beste gestalte kan krijgen. We constateren dat er een fors bedrag voor huisvesting is opgenomen.

We erkennen de noodzaak van goede nieuwbouw en verbouw, ook in het licht van de huidige arbeidsomstandigheden op het Houtplein. Maar we hebben nog onvoldoende inzicht om te kunnen beoordelen of inderdaad een bedrag van deze omvang nodig is.

Bij de vorige Investeringsimpuls was er naast de voorgestelde projecten ook sprake van een soort reservelijst. Ingeval sommige projecten bijvoorbeeld door wettelijke procedures of gebrek aan medewerking van anderen weinig kans van slagen hadden, kon één van deze reserveprojecten een plaatsje opschuiven. Dit keer lijkt er van een dergelijke lijst geen sprake. Is die indruk juist en zo ja, is dat geen gemis?

Er zijn nog vier actuele onderwerpen waar ik ten slotte nog op in zou willen gaan. Allereerst willen wij onze waardering uitspreken voor het vorige week gelanceerde burgerinitiatief over dierenwelzijn. Het is goed dat van deze mogelijkheid die de provinciale democratie biedt nu gebruik gemaakt wordt. Ook inhoudelijk hebben we sympathie voor dit initiatief. GroenLinks is voorstander van omschakelijking naar biologische veelteelt waarin dieren de ruimte krijgen, naar buiten kunnen en hun soorteigen gedrag kunnen uiten. Plannen om de vleesproductie te intensiveren, in megastallen voor varkens of voor kippen, staan daar haaks op. Dat is niet duurzaam, niet diervriendelijk en leidt tot grotere vervreemding van de consument van het voedsel dat hij eet. Megaveebedrijven zijn ook in strijd met het provinciale beleid dat juist extensivering van de veehouderij voorstaat.

De visies op de ruimtelijke toekomst van onze provincie buitelen over elkaar heen. Er ligt een visie op het Groene Hart, een structuurvisie voor de Randstad en al eerder was er een visie voor de Metropoolregio Amsterdam. Zelf zijn we als provincie bezig met onze eigen structuurvisie. Het is lastig grip te houden en ook een beeld te vormen van alle veranderingen die ons te wachten staan en de instrumenten die we hebben om gewenste ontwikkelingen te stimuleren en ongewenste ontwikkelingen tegen te houden. Een concept dat in verschillende visies terugkomt en bij ons enige scepsis oproept, is het metropolitane park. In de Groene Hart visie kwam het al voor en dat werd in de Randstad visie van het Rijk nog eens bevestigd. We zien de meerwaarde hiervan nog niet echt, zeker niet als we zien op welke plekken deze parken voorzien zijn. Hoe belangrijk recreatie dichtbij de steden ook is, het moet niet ten koste gaan van ontwikkelingen van waardevol natuur en landschap.

Het derde onderwerp is Schiphol. Via de media hebben wij vernomen dat de bewonersorganisaties de Alderstafel hebben verlaten. Punt van zorg is voornamelijk dat de meetpunten niet meer gebruikt zouden worden. Of er nu gekozen wordt voor een maximum aan het aantal vliegbewegingen of een maximum aan de geluidshinder – wij geven vooralsnog aan dat eerste de voorkeur – het is wenselijk om niet te rekenen, maar echt te meten. Duidelijke grenzen die ook gehandhaafd worden; dat geeft de meeste zekerheid voor omwonenden. De effecten van de proeven om de vlieghinder rond Schiphol te beperken zijn voor ons onduidelijk. Er komen nu klachten uit hele anderen gebieden in Noord-Holland, zoals het Gooi maar ook de IJmond. Is de hinder verminderd of eerder verschoven danwel verspreid?

De OV-chipkaart blijft een zorgenkindje. De Tweede Kamer lijkt vergeten dat de invoering bij de decentrale overheden was neergelegd en roept voortdurend de staatssecretaris op het matje. Diezelfde staatssecretaris slaagt er intussen ternauwernood in alle betrokkenen aan tafel te houden. Wat is op dit moment de rol van de provincie Noord-Holland? Wanneer gaat de OV-chipkaart in de verschillende concesssiegebieden zijn intrede doen, hoe lang blijftde strippenkaart in Noord-Holland en hoe zit het met de proef voor de invoering zoals die in Haarlem-IJmond en op de Zuidtangent is begonnen? Ook deze vier onderwerpen zullen bij de bespreking van de begroting, maar voor een belangrijk deel ook daarna, terugkomen.

Ik begon mijn verhaal met een verwijzing naar de Zauberflöte en de zoektocht naar wijsheid en geluk. De hoofdrolspelers in dit verhaal, Tamino en Papageno, gaan op een hele verschillende manier te werk. Tamino gaat ijverig en serieus aan de slag met alle inwijdingsrituelen, terwijl Papageno zich luchtig opstelt en zich vooral bekommert om voldoende te eten en te drinken. Toch vinden allebei op hun eigen manier wijsheid (en hun geliefden Pamina en Papagena). Beide kwaliteiten zijn nodig in de politiek. Met de toewijding van Tamino en de ontspanning van Papageno gaat onze fractie komende weken het debat met u aan over deze begroting.