Het manifest van een groep kritische GroenLinksers heeft, niet in de laatste plaats op planeet GroenLinks, heel wat los gemaakt. Ook de media zijn gretig gedoken op de kritiek en de onvrede binnen de partij. Eerlijk gezegd ben ik in het manifest niet heel veel tegengekomen wat niet al eerder door deze groep naar buiten is gebracht. Wel viel me de verharding van de toon op en met name dat de beschuldigende vinger eenzijdig naar de Tweede Kamerfractie wijst:
Dit leidt tot een verwijdering tussen met name de Tweede Kamerfractie en grote delen van het actieve kader, tot groeiende onvrede en het ingraven in eigen posities. Critici van de nieuwe koers worden weggezet als zeurkousen die in het verleden leven. De exclusiviteit van het eigen gelijk wordt gekoesterd en verdedigd.
GroenLinks is er terecht trots op dat het kwaliteit levert met de voorstellen die het doet. Maar deze voorstellen hebben een vrij abstract en ambtelijk-parlementair karakter. Goedkeuring van het CPB wordt als hoogste goed beschouwd, terwijl dat niet veel kiezers interesseert, dus geen item in de campagne is en de doorberekening een dag na de verkiezingen bij het oud papier belandt. Er wordt veel kostbare energie gestoken in het van bovenaf bedenken hoe het verder moet met Nederland.
Het zijn met name de toonzetting en de timing, plus het feit dat ik het juist wél erg eens ben met de vrijzinnige sociale koers, die mij deden besluiten dit manifest niet te ondertekenen en wel het alternatieve manifest van Paul.
Ik kon me redelijk vinden in de reactie die Femke vanmiddag gaf, er waren wel twee dingen die me opvielen. Allereerst de opmerking dat zij het gebrek aan populisme als een compliment beschouwde. Volgens mij is dat toch echt een gemiste kans. Het manifest heeft het terecht over de ‘inhoud die achter dat populisme schuilgaat’ en daar gaat het ook om. Aan de boodschap doe je niks af, maar hoe breng je die over op zo’n manier dat je onderscheidend en zichtbaar bent? GroenLinksers zijn inderdaad vaak te lief en te beschaafd in het politieke debat en denken dat goede ideeën zichzelf wel verkopen.
Het tweede is de wat merkwaardige keuze die wordt voorgesteld tussen ‘markante standpunten’ en ‘naar het midden’. Ik vraag me af wat dat midden precies is en bovendien of je niet tegelijk een middenpositie kunt hebben maar ook markante standpunten kunt uitdragen. In het laatste GroenLinks Magazine vond ik daarvan een hele aardige illustratie, in een artikel over de beginseldiscussie die de Duitse Groenen een aantal jaren geleden hebben gevoerd. Bart Snels zegt over die discussie:
Ze richten zich op de groene pijler en de emancipatiepijler en zetten zich zelfbewust op het politieke speelveld in het midden. Niet het politieke midden tussen links en rechts, maar groene politiek als het centrale thema in de komende decennia.
Ook de politiek strategische keuze die de Groenen daarbij maken klonk mij als muziek in de oren. Henk Nijhof verwoordt het zo:
Met die partijen waarmee ze het meest kunnen binnenhalen willen ze regeren. (…) Radicaal-realistisch noemen ze zichzelf, een mooie term. De Grünen spreken zich in verkiezingstijd veel minder dan wij uit voor een links kabinet. Zij zien het als handicap voor GroenLinks dat wij per definitie in het linkerdeel van het politieke spectrum plaats nemen.
Ik hoop van harte dat GroenLinks met een dergelijk zelfbewustzijn de discussie over de koers in de komende 1,5 jaar gaat voeren.