Mag het iets minder serieus?

Als excuus kan ik aanvoeren dat het gaat om een eeuwenoud Schots volkslied, dat hoort bij de overgang naar het nieuwe jaar. Een lied dat vast ook wel eens in een kerkdienst heeft geklonken. Beethoven maakte er een fraaie bewerking van. Bovendien speelde ik het in een aantal orgelvariaties die meer aan Buxtehude of Mendelssohn deden denken aan Hazes. Toch heb ik zo’n vermoeden dat de meeste kerkgangers de afgelopen twee zondagen – als ze het gehoord hebben tenminste – eerder aan Wij houden van Oranje dachten dan aan Auld Lang Syne.

Vanochtend was ik weer welkom in de kerk, dus ik hoef niet het lot te ondergaan van de Obdamse pastoor Paul Vlaar, die na zijn Oranjemis door het bisdom is geschorst en zich een tijd mag gaan ‘bezinnen’. Nou moet ik toegeven dat deze pastoor met een volledig in Oranje voetbalsfeer uitgedoste kerk (evenals de kerkgangers), doelen in de kerk om penalties te nemen en onder meer het zingen van datzelfde Wij houden van Oranje, de zaken wel wat grondiger had aangepakt dan ik.

Al eerder kwam Paul Vlaar in het nieuws, toen hij bij een Hubertusmis roofvogels de kerk binnenhaalde. Over smaak valt te twisten en ik vind al het oranje erg overdadig, maar hier is wel een pastoor bezig die zijn best doen kerk en wereld met elkaar te verbinden en dat gezien de volle kerk goed doet. Misschien af en toe op (of over) het randje, maar de zure reactie van het bisdom is inhoudelijk en communicatief oliedom. Het resultaat is dat bisschop Punt en consorten te kijk staan als afstandelijk en conservatief, terwijl op Hyves al bijna 2000 mensen de populaire pastoor terug willen.

Wanneer er “buiten” zoiets bijzonders aan de gang is, een Nederlands elftal dat heel ver komt op het WK, op tv gevolgd door meer dan 12 miljoen mensen, dan is het toch logisch dat daar ook in de kerk enige aandacht aan wordt besteed? Om en met God valt te lachen, het hoeft niet altijd zo serieus. In de bundel ‘Is God thuis?’ vond ik het volgende fragment over God en voetbal van Diederik van Vleuten & Arie van der Wulp (uit de voorstelling ‘De moed der wanhoop’), om dat te illustreren:

Op 21 juni ’88 was ik ook dronken. En niet zo’n beetje ook. Ik heb die avond God gezien. In levende lijve. Om kwart voor tien ’s avonds. In Hamburg. Bij Nederland-West-Duitsland. En niet in een sky-box maar op het veld. Het stond 1-1. En opeens zag ik ‘em. Twee minuten voor tijd. Hij had zich verstopt in de rechterschoen van Marco van Basten. Pats!

Nederland-West-Duitsland 2-1. Twee minuten voor tijd. Da’s timing. Dan kun je er ook niets meer aan doen. Kwestie van de zaak achterin dichtspijkeren. Nederland 2, West-Duitsland 1. Ja, en op Duitse grond.

God is goed, Hij is waarachtig. Vooral in juni ’88. Daarna heb ik nooit meer wat van Hem gehoord.

Dan laten we vandaag de Hand van God maar even buiten beschouwing…

Political Song XIX: Bruce Springsteen – Born in the USA (1984)

Ongetwijfeld heb ik het al eens vaker geschreven, maar toch nog voor de zekerheid. De jaren '80 waren een droevige muzikale periode. Dan laat ik kleding en haardracht nog even buiten beschouwing, alhoewel die in combinatie met de muziek het beeld van de dark ages versterken… Ik ben overigens met terugwerkende kracht tot dit oordeel, want als kind had ik destijds nog niet zo'n uitgesproken voorkeuren of muzieksmaak.

Wel associeerde ik de tachtiger jaren  lange tijd met herrie. Dat heeft alles te maken met een van mijn beste vrienden op de lagere school en de muziek die hij op zijn kamer draaide als ik daar speelde. Ik heb het dan niet over de onvolprezen fluistersongs van Benny Neyman, maar wel over Guns N' Roses en Bruce Springsteen. Voordat nu de boze reacties mijn kant opkomen: de laatste hoort bij nader inzien niet in dit rijtje thuis. Het zal de combinatie van een tere ziel en gevoelige oortjes zijn geweest, dat ik bij "Born in the USA" lange tijd vooral aan ruig geschreeuw en geram op drums en gitaar moest denken. 

Welk beter eerherstel is denkbaar dan het opnemen van dit nummer als 19e in de reeks political songs? Niet omdat Springsteen een aangenaam geëngageerde Democraat is die de campagne van zowel Kerry als Obama steunde. Ook valt niet te ontkennen dat hij betere en mooiere nummers gemaakt heeft - solo en met de E Street Band. 

Born down in a dead man's town
The first kick I took was when I hit the ground
You end up like a dog that's been beat too much
'Til you spend half your life just covering up

Wie op youtube rondkijkt, ziet dat tot op de dag van vandaag sommigen in verwarring zijn en Born in the USA beschouwen als een patriottisch nummer. Dankzij wikipedia leerde ik de term jingoism, extreme vaderslandsliefde in de vorm van agressief buitenlands beleid, waarvan werd gedacht dat Born in the USA een uiting was. Ook Reagan, in de race om als president herkozen te worden, meende in Springsteen een medestander te hebben gevonden: "America's future rests in a thousand dreams inside your hearts; it rests in the message of hope in songs so many young Americans admire: New Jersey's own Bruce Springsteen. And helping you make those dreams come true is what this job of mine is all about." Ook rechtse commentatoren moesten schielijk hun lofzang intrekken, toen in Springsteen een onvervalste liberal bleek te schuilen. De bijtende ironie was hen ontgaan. 

In een bombastische versie: 

En meer ingetogen:

Wensen voor de formatie

Terwijl de vier paars-groene partijen in een door ieder goed gerespecteerde radiostilte aan het onderhandelen zijn in stilte, probeert de ongeduldige buitenwacht toch invloed uitoefenen. Een populair middel is de open brief aan de informateurs. Ik heb het niet precies bijgehouden, maar schat zo in dat er toch wel meer dan dertig verschenen zijn inmiddels. Je kunt je met recht afvragen hoe effectief dergelijke oproepen dan nog zijn.

Maar sommige van deze open brieven zijn wel heel behartenswaardig, zoals "In de stad komt Nederland verder". Met de ruime aandacht voor sociaal-economische thema's in deze tijden van crisis, was ik wel blij te zien dat G4, provincies, projectontwikkelaars en Natuur en Milieu gezamenlijk stevig pleiten voor binnenstedelijk bouwen. Goede ruimtelijke ordening mag vooral niet vergeten worden! Hoewel ik als Statenlid vind dat de provincie eerstverantwoordelijk is voor de ruimtelijke ordening, baart het mij wel zorgen dat dit onderwerp op Rijksniveau wel erg weinig aandacht krijgt. Zowel wat betreft wetgeving als financiële ondersteuning ligt er toch echt ook landelijk een taak.

De briefschrijvers prijzen binnenstedelijk bouwen aan omdat het mensen kan helpen zich te ontplooien, de motor van de nationale economie draaiende houdt en energie, milieu, landschap en natuur spaart. Een pleidooi dat uitstekend past in de GroenLinks filosofie! Jammer dat de provincie Noord-Holland niet tot de ondertekenaars behoort… 

Johan Remkes als nieuwe CdK geïnstalleerd

Afgelopen donderdag was het dan zover. De installatie van Johan Remkes als nieuwe Commissaris van de Koningin in Noord-Holland. Symobolisch kreeg hij de voorzittershamer overhandigd door de vice-voorzitter Ton van der Meché. Alle fractievoorzitters mochten hem welkom heten en kort toespreken (mijn bijdrage vanaf 18:44).

Voetbalmetaforen en het middenbestuur

Vanochtend had ik de bijzondere eer om bij het bezoek van de Noord-Hollandse Statenleden aan de Eerste Kamer een inleiding te houden over het middenbestuur. Dat leidde tot de volgende tekst:

Eigenlijk een raar begrip: middenbestuur. Het lijkt een zekere hiërarchie te suggereren, een bestuur dat in het midden zit, met een laag erboven (de Rijksoverheid en wellicht Europa) en een laag eronder (de gemeenten). Dit in tegenstelling tot het discours van de laatste jaren, waarbij niet van lagere, maar van andere overheden sprake is.

Is het prettig om je in het midden te bevinden? Een associatie die mij een jaar of twintig terugbrengt,  toen ik in het mooie Friesland elke zaterdag ging voetballen. Bij uitwedstrijden moesten diverse ouders rijden en de kunst was zoveel mogelijk spelertjes in zo weinig mogelijk auto’s te krijgen. Terwijl sommige van mijn teamgenoten al flink in de lengte en breedte waren gegroeid, behoorde ik tot de kleinere en tengerder spelers. Met als gevolg dat ik achterin de auto in het midden belandde, met de benen onhandig omhoog en tussen twee anderen ingeklemd. Evenmin was het leuk om bij een rondo in het midden te belanden en steeds wanhopiger achter de bal aan te rennen die telkens heen en weer werd getikt.

Tegenover de gulden middenweg en de waarheid die in het midden ligt, staan de middelmaat, de middenmoot en het grijze gemiddelde. Het is weliswaar veilig in het midden, maar niet zo spannend of succesvol.

Positief is dat het middenbestuur Haarlemmerolie kan zijn, een schakel of scharnier. Maar soms loopt het uit op een wanhopige poging bij elkaar te houden, te verenigen wat niet te verenigen is. En wanneer iets lukt, is het maar de vraag of degene die gestimuleerd, geregisseerd en gecombineerd heeft, ook de credits krijgt of dat een ander ermee vandoor gaat.

De discussie over nut en toegevoegde waarde van het middenbestuur wordt al vele jaren gevoerd. Er is al zoveel over gezegd en geschreven, dat ik niet de pretentie heb vandaag u geheel nieuwe of nooit eerder gehoorde inzichten aan te reiken. Ik had hier vandaag als Alexander Pechtold kunnen staan met een grote stapel rapporten die iets zeggen over het middenbestuur of regionale ontwikkeling: Geelhoed, Toonen, Kok, Lodders, Oosting, Mans, Noordanus. En dan heb ik ze nog lang niet allemaal genoemd, die rapporten die taken willen toevoegen aan het middenbestuur of ze juist weghalen, die willen splitsen en specialiseren of juist saneren en samenvoegen.

In grote lijnen zijn er drie oorzaken aan te wijzen voor de telkens weer oplaaiende discussie over het middenbestuur. De eerste is een tamelijk triviale, die alles te maken heeft met cyclus van aandacht in politiek en bestuur. “Het wordt weer eens tijd de discussie over ons bestuurlijk stelsel te voeren.” Omdat het veranderen van een politieke cultuur zo’n stuk ingewikkelder lijkt en het debat niet altijd over de echte inhoud kan gaan, wordt naar de structuur gekeken.

De tweede is samen te vatten als bestuurlijke drukte en efficiëntie. Hoewel het vooral gaat om wat de Engelsen ‘anecdotal evidence’ noemen en er geen studies zijn die overtuigend aantonen dat er echt van zoveel overlap of dubbel werk sprake is, werkt het als beeld en als aanjager voor de discussie wel goed. Met minder bestuurders, minder volksvertegenwoordigers, minder ambtenaren etc. zou het allemaal beter en doelmatiger worden. Ook het middenbestuur wordt in die redenering als een overbodige laag gezien.

De derde, niet helemaal los te zien van het vorige punt, betreft het niet halen van beleidsdoelen of achterblijvende prestaties. Illustratief is de reactie van sommige bestuurders wanneer uit onderzoek van een ongetwijfeld gerenommeerde instelling blijkt dat de Randstad uit de een of andere top-5 geduikeld is. Dan klinkt de roep om meer samenwerking, opschaling, fusie. Dan wordt het idee van een Randstadprovincie of in elk geval een Randstad autoriteit weer uit de la gehaald en afgestoft.

Zouden we met de kennis van nu opnieuw een huis van Thorbecke inrichten? Het is duidelijk dat bij verschillende problemen verschillende schaalniveaus horen. Sommige kunnen het beste dichtbij de burger opgelost worden, andere op het macroniveau van Den Haag of Brussel. Meerdere lagen dus, maar het is daarmee niet gezegd dat het er drie moeten zijn.

Want in de huidige bestuurlijke indeling zitten twee spanningen. De eerste is te beschrijven als die tussen taak en territorium. Er zijn functies of taken die bij de overheid horen. Hoeveel dat zijn en welke dat precies zijn, is ook een kwestie van ideologie, maar in de loop van de tijd heeft zich dit voor een groot aantal taken behoorlijk uitgekristalliseerd.

Aan de andere kant hebben we de territoriale indeling van dit land, in Rijk, provincie en gemeenten. Dan laten we nog even het Europese niveau buiten beschouwing. Echter, de taken zijn niet zomaar één-op-één aan een bepaald schaalniveau te koppelen. Dat geeft de taak als zodanig niet aan. Eerder is deze koppeling historisch gegroeid. Daarmee is de koppeling tegelijk veranderlijk.

Nemen we bijvoorbeeld de jeugdzorg. Nog niet zo heel lang geleden werd dit op landelijk niveau geregeld, vervolgens kregen de provincies de verantwoordelijkheid en nu gaan er stemmen op dit weer door te geleiden naar de gemeenten. Bij de havens in het Noordzeekanaalgebied waarover zojuist is gediscussieerd, zijn drie overheden betrokken. Het recent vaker klinkend advies om niet meer dan twee bestuurslagen bij een probleem betrokken te laten zijn, wijst erop dat het niet vanzelfsprekend is of iets bij gemeente, Rijk of provincie thuishoort.

Zeker theoretisch is er een oneindige hoeveelheid combinaties mogelijk van taken en territoria. Maar het moet voor de burger nog wel te volgen zijn. Immers, op de achtergrond speelt onherroepelijk de vraag van democratische legitimatie. Het eerste probleem is dat het vaak nauwelijks nog duidelijk is wie waarop aangesproken kan worden? De kans is groot dat een burger verdwaalt in het bestuurlijke bos, zeker bij beleid dat zich op het grensvlak tussen gemeente en provincie afspeelt. Bij wie moet de forens terecht die zijn buslijn ziet verdwijnen? Wie dient aangesproken te worden op het verdwijnen van dorpswinkels? Wie beschermt de weilanden tegen onnodige nieuwe bedrijventerreinen? Te gemakkelijk verwijst de gemeente naar de provincie en de provincie weer naar de gemeente. Een tweede probleem is dat wat vanuit bestuurlijk opzicht een geschikte én efficiënte taak-territorium combinatie kan zijn (stadsregio’s, vormen van intergemeentelijke samenwerking) constellaties oplevert die democratisch gebrekkig zijn, om het mild uit te drukken.

De tweede spanning is die tussen zeggenschap en uitvoering. In de afgelopen jaren zijn diverse taken gedecentraliseerd. Vaak kwam er ook een budget mee (meestal eenmalig), dat even zo vaak onvoldoende bleek te zijn. Daarnaast krijgt de provincie vanuit het Rijk geld dat gelabeld is, geoormerkt voor specifieke taken. De eigen zeggenschap van de provincie is in zo’n geval beperkt. Aan andere doeleinden kan het niet worden uitgegeven en de manier waarop ligt vaak ook al grotendeels vast.

Bovendien: als taken zijn gedecentraliseerd, wordt vaak toch nog door het ministerie of de Tweede Kamer over de schouder meegekeken. De kunst van het loslaten… Denk bijvoorbeeld aan de invoering van de OV-chipkaart. De afspraak was dat de regionale overheden verantwoordelijk zouden zijn. Intussen werd staatssecretaris Huizenga bij elke kleine of grote tegenvaller naar de Kamer geroepen. Een ander voorbeeld is wanneer provinciaal geld wordt gevraagd om Rijksprojecten te realiseren. Wel een bijdrage, maar geen zeggenschap, geen invloed op de uiteindelijke invulling.

Terug naar de huidige discussie. Aan de ene kant is die minder abstract, gaat het minder over structuren, gaat het over kerntaken. Tegelijk vind ik de discussie wat chaotisch en is het IPO er niet in geslaagd deze te leiden en tot een coherent overtuigend verhaal te komen.

De schaduw over deze discussie en veruit de belangrijkste randvoorwaarde, is dat er fors minder financiële middelen voor de provincies zullen zijn, als gevolg van Rijkskortingen. De noodzaak om kritisch te kijken naar onze taken is groter in tijden van schaarste dan in tijden van overvloed. Interessant is daarbij te constateren dat een rapport dat oorspronkelijk bedoeld was om invulling te geven aan de bezuiniging op de provincies van 800 miljoen (het rapport Lodders) ook maatgevend is geworden voor het provinciale profiel. Lodders heeft een status gekregen die destijds waarschijnlijk niet was verwacht. Terwijl je je met recht zou kunnen afvragen of Lodders nu de logische en juiste basis is om tot de kerntaken van de provincie te komen.

Tot slot: misschien valt het in dit huis mee, maar de provincie lijkt weinig vrienden te hebben. De provincie is er slecht in geslaagd eigen nut en noodzaak te laten zien, haar toegevoegde waarde te bewijzen. Verschillende partijen spreken in hun verkiezingsprogramma’s over opheffen of samenvoegen van de provincies. Ik zou daar niet een pleidooi tegenover willen zetten dat de provincie in dit aantal, met deze taken en in deze vorm moet en zal blijven bestaan. Maar ik geloof wel dat een vorm van middenbestuur nuttig en wenselijk, ja noodzakelijks is.

Het zijn immers ook de middenvelders die Oranje in Zuid-Afrika straks wereldkampioen gaan maken.

Een ongemakkelijk gevoel

Even dacht ik dat het een paar dagen na de hitte van de verkiezingen wel voorbij zou zijn. Dacht ik met dezelfde nuchterheid die ik om mij heen hoor te kunnen zeggen dat 8,5 miljoen mensen niet op hem hebben gestemd of dat het ook 30 zetels hadden kunnen zijn. Dacht ik dat VVD en CDA toch niet echt serieus gaan proberen zo'n knetterrechts kabinet te vormen.

Maar ik raak het ongemakkelijke gevoel van woensdagavond niet kwijt. Naast de bescheiden euforie over een zege die wel iets hoger had mogen uitvallen, de donkere schaduw van 24 zetels voor de PVV.

Regelmatig dacht ik terug aan de tijd dat we op de middelbare school heftige discussies hadden over skinheads, rechts-extremisme, bomberjacks en zelfs scholen streden om het predikaat 'zonder racisme'. Een tijd waarin het schokkend was dat de Centrum Democraten verdrievoudigden naar 3 zetels.

In 2010 heeft een partij die verachtelijker, haatdragender en discriminerender is dan de Centrum Democraten achtmaal zoveel zetels gehaald en zijn de reacties lauw. Sterker nog, ook in linkse kringen wordt gezegd dat de PVV dan maar moet gaan regeren – waarin zich een merkwaardige opvatting over democratie mengt met een achterliggend gevoel dat het à la de LPF toch snel zal mislukken.

In zo'n situatie is het mogelijk dat VVD-leider Rutte met droge ogen beweert dat de verschillen met de PvdA groter zijn dan met de PVV en het CDA, ondanks kritiek in eigen gelederen, de mogelijkheid van meeregeren in een heel rechts kabinet openhoudt. De SGP wil indien gevraagd wel gedoogsteun bieden aan zo'n kabinet.

De afgelopen dagen heb ik me afgevraagd of ik misschien overdrijf en te emotioneel reageer. Of het gevoel voortkomt uit een politiek-correcte, elitaire houding. Maar mijn conclusie is dat ik fundamenteel anders denk over wat voor samenleving wenselijk is en hoe we als vrije individuen met elkaar om zouden moeten gaan op zoek naar wat ons bindt. In zo'n samenleving passen mechanismen van uitsluiting, vernedering en vervreemding niet en het is een dure plicht daar tegen te blijven strijden. Ik heb gemerkt dat dat gevoel voor mijn politieke overtuiging zoveel
wezenlijker is dan hoe je denkt over de AOW of de hypotheekrente aftrek. Ik wil geen begrip hebben voor abjecte opvattingen.

Wat ik wel wil, is vanuit een optimistisch wereld- en mensbeeld hoop bieden, nieuw perspectief schetsen, dromen dat het mooier en beter kan. Het helpt niet om mensen naar de mond te praten, wat wel helpt is om bij échte problemen voor échte oplossingen te zorgen. Dat is linkse, progressieve en duurzame politiek. Als dat toch zou lukken, gaat dat ongemakkelijke gevoel wellicht toch over.