Proeven aan de provincie II: Moties

Eén van de mooiste onderdelen van het politieke handwerk is toch wel de motie. Vandaar dat deel 2 van 'proeven aan de provincie' aan dit fraaie instrument is gewijd. Laat ik meteen ook maar aankondingen dat een volgende keer het amendement aan bod komt (en dan leg ik ook uit wat het verschil met een motie is).

Een motie bevat meestal een verzoek of een opdracht – het dictum - aan het bestuur, in het geval van de provincie is dat Gedeputeerde Staten. Er kan echter ook een mening van de Staten in worden verwoord die niet direct aan GS gericht is, maar bijvoorbeeld aan het kabinet of naburige provincies (tip: vermijd hierbij moties met een hoog 'Noord-Holland waarschuwt … voor de laatste keer'  gehalte). Na de uitspraak die van de Staten wordt verwacht, hoort een motie te eindigen met 'en gaan over tot de orde van de dag'. Uiteraard dient een motie ondertekend te zijn door tenminste één lid van Provinciale Staten.

De essentie zit, zowel taalkundig als politiek-strategisch, in de overwegingen en constateringen. Ten eerste de taal: alle gedachtestreepjes moeten aansluiten bij 'overwegende dat' of 'constaterende dat'; ik weet uit ervaring dat het hier heel vaak misgaat. Zelf heb ik er een voorkeur voor deze overwegingen op te bouwen van generaal naar specifiek. Dus bijvoorbeeld eerst verwijzen naar algemene uitgangspunten van beleid – duurzaamheid, solidariteit, financiële haalbaarheid - en daarna op een specifiek onderwerp inzoomen. Hierbij helpt het als je kunt verwijzen naar al eerder vastgelegd beleid, zoals het collegeprogramma, de structuurvisie (of een andere belangrijke beleidsnota) en soms ook rijksbeleid. De verdere overwegingen zijn dan een nadere invulling of toepassing van dat principe.  

Daarmee kom ik meteen bij het tweede aspect: politieke strategie. Juist de overwegingen kunnen steun voor de motie maken of breken. Met andere woorden, ik ben geneigd met Ab Klink te zeggen dat motieven ertoe doen in de politiek. Natuurlijk zijn andere partijen wel eens bereid uit pragmatische overwegingen toch met een motie in te stemmen, omdat de uitspraak hen - ondanks de overwegingen – wel bevalt. Maar veel discussie ontstaat vaak juist over de overwegingen. Als het goed is, bevat de motie namelijk een dwingende logica die loopt van de brede overwegingen via de specifieke overwegingen en dan naar de uitspraak die van de Staten wordt gevraagd. Hoewel het uiteindelijk draait om het dictum, voelen alle partijen die voor een motie hebben gestemd, zich indirect ook aan de overwegingen gebonden. Als je een meerderheid wilt halen (en het betreft dus geen symboolmotie om een statement te maken), probeer dan in de overwegingen met gevoeligheden van andere partijen rekening te houden.

Een nadeel van de motie is dat deze door het bestuur naast zich neergelegd kan worden. Dit gaat vrijwel nooit zonder slag of stoot. Op z'n minst zal de gedeputeerde in de commissie of in PS moeten uitleggen waarom hij of zij de motie niet uitvoert (of maar ten dele). Niet uitvoeren van een motie kan er uiteindelijk toe leiden dat het vertrouwen in de gedeputeerde wordt opgezegd. Aan de andere kant is mijn ervaring dat je juist vanwege deze uitvluchtmogelijkheid soms eerder steun krijgt voor een motie dan een amendement. Andere partijen kunnen in een latere fase uitleggen dat ze het vooral als een signaal hebben bedoeld, terwijl je op het moment zelf wel politiek en publicitair kunt scoren met een binnengehaalde motie.  Je kunt ook bewust ervoor kiezen in de uitspraak van je motie meerdere opties voor uitvoering open te houden, zodat je een nieuw moment voor invloed en bijsturing inbouwt. Nog een andere mogelijkheid is de motie 'aan te houden' in de hoop dat je na nieuwe ontwikkelingen twijfelaars alsnog over de streep kunt trekken.

Een bijzondere motie is de 'motie vreemd aan de orde van de dag'. Deze gaat over een onderwerp dat niet op de agenda van de Statenvergadering staat, maar wel zo belangrijk wordt gevonden dat het per se die dag besproken moet worden (meestal vanwege de actualiteit). Ik vind dat dit soort moties alleen bij hoge uitzondering ingediend zouden moeten worden. Vaak blijkt dat het ook best op een later tijdstip had gekund, of gekoppeld had kunnen worden aan één van de agendapunten.

Overdaad schaadt sowieso al, maar dat kan nog worden versterkt door haast en slordigheid. Vandaar ook dat ik afsluit met een hartenkreet zuinig te zijn op en met de motie. Anders verliest dit prachtige instrument al gauw zijn glans en zijn waarde.

Dat passen wij wel voor u in

Nieuwe wetten leiden vaak tot nieuwe instrumenten en nieuwe praktijken. Zo ook de nieuwe Wet ruimtelijke ordening en de vertaling die dat heeft gekregen in de Provinciale Stuctuurvisie met bijbehorende Verordening. Eén van de nieuwigheden is dat we als provincie onze eigen belangen moeten benoemen – zoals goede huisvesting voor iedereen of bescherming en ontwikkeling van natuur en landschap. Op het moment dat wij bang zijn dat die belangen worden aangetast, hoort de provincie in actie te komen. Dit kan bijvoorbeeld door een zienswijze in te dienen op een bestemmingsplan van een gemeente, wanneer die in een waardevol gebied woningen wil neerzetten. Nog verdergaand is dat de provincie de procedure "overneemt" met een inpassingsplan.

Overigens kan een inpassingsplan ook op verzoek van gemeenten worden gemaakt. Het is dus zeker niet beperkt tot het bijsturen, terugfluiten of overrulen van trage of onwillige gemeenten. Het kan ook zo z'n voordelen hebben om een project dat zich over meerdere gemeenten uitstrekt (en waar anders iedereen een eigen bestemmingsplan zou maken) via een inpassingsplan te regelen. Daarmee kan het sneller en efficiënter gaan, omdat één partij – in dit geval de provincie – het voortouw neemt. Het nadeel is natuurlijk wel dat de kosten voor rekening van de provincie komen, evenals de beroeps- en bezwaarprocedure.

In de commissie Ruimtelijke Ordening lopen de meningen over de vraag wanneer je wel of niet een inpassingsplan wilt overgaan, behoorlijk uiteen. We zijn het er van links tot rechts over eens dat het geen doel op zich is zoveel mogelijk van dit soort plannen te maken. Als het niet nodig is, dan geen inpassingsplan, maar andere methoden inzetten. 

Maar wanneer is het (niet) nodig? Sommige partijen, met name VVD en CDA, voeren dat laatste principe wel erg ver door. Of het nu vanuit het kostenaspect is, of vanuit de gedachte dat alles in principe decentraal gedaan moet worden, zij pleiten voor het inpassingsplan als uiterste middel: nee, tenzij. De redenering lijkt te zijn dat alleen wanneer gemeenten echt dwarsliggen en niet aan uitvoering van provinciale belangen willen meewerken, het inpassingsplan om de hoek komt kijken. Wanneer gemeenten het eens zijn, ligt een intergemeentelijk bestemmingsplan volgens hen meer voor de hand.

Ook GroenLinks vindt dat we de provincie niet moeten overstelpen met inpassingsplannen. Maar dan eerder vanuit een ja, mits benadering. Natuurlijk zien wij ook dat inpassingsplannen geld kosten en risico's verschuiven van gemeenten naar de provincie. Tegelijk denken wij dat een gezamenlijke aanpak met één leidende overheid ook kosten én tijd kan besparen. Vanuit het perspectief van de burger (ipv de bestuurslaag) betekent dat een zorgvuldigere omgang met belastinggeld.

Het argument dat gemeenten het "toch eens zijn", leidt er bovendien wat mij betreft niet toe dat we dan per definitie geen inpassingsplan maken. Als wij onze rol als gebiedsregisseur (vreselijk woord ik weet het) op de kerntaak (nog zo'n vreselijk woord) ruimtelijke ordening serieus nemen, dan hoort daar ook bij dat we een aantal provinciale belangen actief zelf veilig stellen. De kernvraag is dan niet of er een conflict ligt met de gemeente(n) of dat provincie en gemeente(n) het eens zijn, maar hoe belangrijk wij als provincie het vinden dat een onveilige weg wordt verbeterd, dat natuurgebieden worden aangekocht en dat een bedrijventerrein duurzaam wordt ingericht. Als die vraag positief wordt beantwoord, ligt een inpassingsplan voor de hand. Zeggen wat je denkt én doen wat je zegt.

Sociale veiligheid in de bus

Naar aanleiding van berichten van de NOS heb ik schriftelijke vragen gesteld aan Gedeputeerde Staten over de sociale veiligheid in de bussen. We hebben het inmiddels over ruim 600 incidenten (althans dat aantal is geregistreerd) per jaar. In het verleden is er een Meerjarenprogramma Sociale Veiligheid gemaakt, om zowel de feitelijke veiligheid als de beleving daarvan te verbeteren. Ook heeft een commissie onder leiding van Ruud Vreeman overheid en vervoerders geadviseerd hoe het openbaar vervoer weer veiliger zou kunnen worden. Ik ben vooral benieuwd wat er concreet met die plannen gebeurt.

Niet onverwacht bleek veiligheid een onderwerp dat door de media gretig werd opgepikt. Afgelopen dinsdag mocht ik in het programma ‘De Peiling’ een uurtje op Radio Noord-Holland in discussie met luisteraars. Waar ik nog probeerde af en toe het probleem wat genuanceerd te benaderen, vlogen mij de oplossingen voor breedgeschouderde types, harde klappen en OV-commando’s om de oren. Gelukkig klonk er af en toe ook nog een wat ander geluid, dat de nadruk legde op onderling begrip en praten met elkaar, maar ik begreep ineens weer waar de aanhang voor de PVV vandaan komt…

Vacaturetip

Nadat de profielschets officieel aan minister Ter Horst was overhandigd en de Staten mij samen met negen collega-fractievoorzitters in de vertrouwenscommissie hadden gekozen, was het dan echt zover. De start van de zoektocht naar een nieuwe Commissaris der Koningin in Noord-Holland. Het is de bedoeling om voor de zomer de opvolger van Harry Borghouts te installeren.

Fijntjes wees de minister er nog op dat een herhaling van de vorige keer – toen de naam van Netelenbos voortijdig uitlekte – absoluut voorkomen moet worden. Oftewel, ik zal de komende maanden hierover op dit weblog niets schrijven. Maar alle speculaties zal ik met belangstelling lezen!

De vacature:

De minister van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties maakt bekend dat het ambt van commissaris van de
Koningin m/v in de provincie Noord-Holland per 1 december 2009 vacant
is.

De Minister heeft onlangs
Provinciale Staten van Noord-Holland gehoord over de aan de te benoemen
commissaris van de Koningin te stellen eisen van bekwaamheid en
geschiktheid.

   

U kunt de profielschets en
nadere informatie verkrijgen bij het hoofd cluster Politieke
Ambtsdragers/Chef Kabinet van het ministerie van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties (tel: 070-426 61 63).

Een
assessment op één of enkele selectiecriteria kan eventueel deel
uitmaken van de procedure; oogmerk daarvan zal dan zijn de
vertrouwenscommissie over aanvullende informatie te laten beschikken
bij de afronding van het advies.

   

Indien u
voor de functie in aanmerking wenst te komen, wordt u uitgenodigd dit
voor 17 februari 2010 kenbaar te maken. U wordt verzocht uw reactie
vergezeld te doen gaan van een recente pasfoto.

Uw
sollicitatie dient te worden gericht aan Hare Majesteit de Koningin en
– onder vermelding van de aanduiding “vertrouwelijk” op de enveloppe –
te worden toegezonden aan de Minister van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties, t.a.v. hoofd cluster Politieke Ambtsdragers/Chef
Kabinet, Postbus 20011, 2500 EA Den Haag.
 

Indien
u de aandacht op geschikte kandidaten wilt vestigen, kunt u dit
rechtstreeks schriftelijk (met dezelfde aanduiding op de enveloppe)
kenbaar maken aan de minister. In verband met de voortgang van de
procedure worden eventuele suggesties graag zo spoedig mogelijk
tegemoet gezien.

Opstappers en doorschuivers

Aardig artikel in de Volkskrant over Kamerleden die tijdens de zittingsperiode zijn vertrokken:

De afgelopen jaren hebben 18 Kamerleden Den Haag verruild voor iets
anders. Soms gedwongen, zoals GroenLinkser Wijnand Duyvendak, na zijn
inbraakaffaire uit de jaren tachtig. Maar meestal vrijwillig: CDA’er
Roland Kortenhorst besloot zijn zetel in te leveren en begon een
vliegtuigbedrijf.

Twee PvdA’ers uit de Kamer werden burgemeester.
De Socialistische Partij benoemde Rosita van Gijlswijk tot
penningmeester van de landelijke partij, twee andere SP’ers vertrokken
uit de Kamer wegens persoonlijke omstandigheden. Na de Europese
verkiezingen vertrokken afgelopen jaar nog eens drie parlementariërs
(CDA, VVD en PVV) naar Brussel.

Meer dan 1 op de 10 vertrokken, een hoger percentage dan in vorige periodes. De trend was mij ook al opgevallen in een onderzoekje dat ik heb gedaan naar politieke carrières van Europarlementariërs en Tweede Kamerleden. Mijn interesse heeft vooral het fenomeen "level-hopping": politici die door de jaren heen op meerdere bestuurlijke niveaus actief zijn. Zoals Maxime Verhagen, die raadslid in Oegstgeest is geweest, lid van het Europees Parlement en Kamerlid.

In het artikel worden ook zorgen geuit over de snelle omloop in de Kamer. Er zijn nog maar weinigen zoals Van der Vlies (SGP) of Marijnissen (SP) die meer dan drie periodes achtereen in de Kamer actief zijn. Vanuit de gedachte dat een institutie als de Tweede Kamer sterker wordt ten opzichte van de regering wanneer er meer gestolde kennis en ervaring is, lijkt die trend inderdaad zorgwekkend.

Overigens wordt de traditionele partijcarrière "van folderaar tot minister" ook zeldzamer. Er komen meer en meer Kamerleden die niet of nauwelijks eerdere politieke ervaring hebben opgedaan. Bijna de helft van de huidige lichting heeft niet eerder in een gemeenteraad of in Provinciale Staten gezeten en niemand heeft de stap van Brussel naar Den Haag gemaakt.

Ter vergelijking heb ik eens gekeken naar het verloop in de Staten van Noord-Holland en de ervarenheid van mijn collega’s. Niet minder dan 14 Statenleden (van de 55) blijken te zijn "vertrokken". Dat getal moet meteen genuanceerd worden: 9 van hen zijn gedeputeerde geworden. De eerste 6 bij de formatie van het college in 2007, de andere 3 bij de nieuwe start in 2009. Feitelijk gaat het dus om 5 Statenleden (een verloop van 9%) die zijn vertrokken: 3 om persoonlijke redenen, 2 werden wethouder.

De gemiddelde anciënniteit is 1803 dagen, bijna 5 jaar. Als lid van de lichting-2003 zit ik dus al boven het gemiddelde. Zeker geldt dat voor de 9 collega’s die geïnstalleerd werden in maart 1999 en voor onze nestor Piet Bruystens (Ouderenpartij, maart 1995). Daar staat tegenover dat de meerderheid (56%) aan de eerste periode in de Staten bezig is, van wie 4 leden nog maar een paar maanden.

Voor ons is het eveneens afwachten wat er in maart 2010 gaat gebeuren, wanneer veel gemeenten op zoek gaan naar wethouders. Zou zomaar kunnen zijn dat daar een paar van de huidige Statenleden tussen zitten…

Profielschets voor nieuwe Commissaris: geef uw advies!

(van de provinciale website)

Harry Borghouts neemt op 1 december 2009 afscheid als commissaris
van de Koningin in de provincie Noord-Holland. Provinciale Staten
zoeken nu een opvolger en zij vinden het belangrijk dat dit iemand is
die goed bij Noord-Holland past. De Staten willen daarom via een
raadpleging graag weten welke eigenschappen de inwoners van de
provincie belangrijk vinden voor de nieuwe commissaris.

Hieronder vindt u een link naar een formulier waarop u uw voorkeur kunt invullen. Dat kan tot en met 23 november.

Raadpleging nieuwe commissaris van de Koningin

100 miljoen voor het beste idee

Er zijn van die debatten waarbij ik, als de meesten van mijn collega’s aan het woord zijn geweest, de helft van mijn zo mooi voorbereide bijdrage kan schrappen. Gelukkig komt dit niet zo vaak voor, omdat ik, al zeg ik het zelf 🙂 meestal wel een redelijk originele invalshoek heb en de meeste onderwerpen net iets anders bekijk. Maar vandaag bij de bespreking van de rompbegroting, sowieso al een flink uitgeklede aflevering van de Algemene Beschouwingen, was het meeste al wel zo’n beetje gezegd toen ik traditioneel als laatste in de rij het woord mocht voeren. Zelfs de kans op de opmerking dat ik in mijn hele Statenperiode nog niet zo’n korte en bondige bespreking van de begroting had meegemaakt, was net voor mij door Johan Bruins Slot (CDA) weggenomen. 

Het meest pikante onderwerp stond later op de dag op de agenda: het intrekken van de ruim 100 miljoen voor de tunnel van de Zuidtangent. De discussie in de commissie Wegen, Verkeer en Vervoer was behoorlijk stevig en ik was vooral benieuwd hoe SP en PvdA zouden reageren. In de eerste termijn vond ik dat nog wat lastig in te schatten, maar ik merkte wel dat het besluit van Haarlem (waar deze beide partijen in het college zitten) wat halfslachtig verdedigd werd, of nauwelijks genoemd. Na het diner werd steeds duidelijker dat ook PvdA en SP zouden instemmen met het weghalen van het geld bij Haarlem, wanneer wel het eindrapport van de Tunnelstudie nog besproken zou worden. Het resultaat bij de stemming: 49 stemmen voor intrekken van de 100 miljoen en 0 tegen. Benieuwd hoe Haarlem hierop zal reageren. In de komende tijd zal het overigens nog een hele klus worden voor dit geld een goede nieuwe bestemming te vinden…

Een dag eerder (ja, op zondag!) was ik bij de ledenvergadering van Amsterdam West, de GroenLinks afdeling die hoort bij het nieuwe stadsdeel waarin De Baarsjes, Bos en Lommer, Westerpark en Oud-West in samengaan. In deze vergadering werd het verkiezingsprogramma vastgesteld en enkele leden hadden zich uitgeleefd in het schrijven van amendementen. Toegegeven, ik was ook één van de enthousiastelingen die de teller voorbij de 100 liet gaan. Maar mijn wijzigingen waren op drie na vooral kleine tekstuele verbeteringen. In een prima sfeer met prettige inhoudelijke discussie werden alle amendementen onder de kundige leiding van Coos Hoebe netjes binnen de tijd afgewerkt. Er ligt nu een programma waar we uitstekend de verkiezingen mee kunnen ingaan. Dit succes werd beklonken met een borrel.

Eind van deze maand zullen we de kandidatenlijst gaan vaststellen, dan wordt het nog spannender. In de wandelgangen werd al flink gespeculeerd wie er mee gaan doen en voor welke plek zij in aanmerking zouden komen. In elk geval heb ik al een aantal (nieuwe en oude) kandidaten gezien over wie ik enthousiast ben en die ik graag naar een hoge plek zou willen pleiten.