Beeldvorming en politiek opportunisme

Misschien dat ik later zin heb om er nog eens wat uitgebreider over te schrijven. Nu duidelijk even niet. Vandaar dat ik even volsta met het bericht dat vandaag op de website van GroenLinks is verschenen:

GroenLinks betreurt aftreden Harry Borghouts

Op vrijdag 11 september heeft Commissaris van de Koningin Harry Borghouts
(GroenLinks) besloten per 1 december af te treden. De fractie van
GroenLinks betreurt dat het zover heeft moeten komen, maar heeft
uiteraard respect voor het besluit van Borghouts en bedankt hem voor
zijn grote inzet voor de provincie Noord-Holland, onder meer als
voorzitter van Provinciale Staten.

Harry Borghouts was sinds 2002 Commissaris van de Koningin in
Noord-Holland. Nog niet eerder had een GroenLinkser deze functie
vervuld. In 2008 werd hij door Provinciale Staten unaniem voor een
nieuwe periode herbenoemd, als eerste CdK die gebruik maakte van de
mogelijkheid om aan te blijven na zijn 65e.

Bij de aankondiging van zijn aftreden gaf Borghouts de volgende
korte verklaring: "Afgelopen zeven jaar heb ik met veel plezier het
ambt van commissaris van de Koningin uitgeoefend. Maar dat is nu
verdwenen." De fractie van GroenLinks begrijpt de keuze van Borghouts,
wiens positie door de gebeurtenissen van de afgelopen maanden onder
druk was komen te staan. GroenLinks constateert echter ook dat veel van
de aanvallen op Borghouts’ positie meer gevoed werden door beeldvorming
en opportunisme dan door inhoudelijke argumenten en feiten (of de wens
daar kennis van te nemen).

Fractievoorzitter Harmen Binnema: "Voor de zomer heb ik de oproep
gedaan aan de andere partijen in Provinciale Staten om Borghouts de
kans te geven zijn gezag en vertrouwen te herwinnen. Helaas moet ik
constateren dat dit de Commissaris van de Koningin niet gegund is en
sommigen al met moties van wantrouwen hebben gedreigd, voordat
Borghouts zijn kant van het verhaal heeft kunnen vertellen. Het lijkt
erop dat het oordeel al tevoren vaststond."

Duurzame oma

"Maar ik ben hier vooral omdat ik ook op deze school heb gezeten. 26 jaar geleden begon ik in groep 1, bij juf Marijke." Bewondering voor zo’n prehistorische voorganger en instemmend geknik: juf Marijke, die kennen ze wel. "Daarna nog bij meester Rob, in groep 3, toen ben ik verhuisd naar Friesland." Weer gaan een paar vingers de lucht in: "ik heb ook meester Rob gehad én juf Marijke!"

Vanochtend was ik op mijn oude lagere school, de Theo Thijssenschool in de Jordaan. Om u gerust te stellen: niet om zieltjes te winnen voor GroenLinks. Bovendien weet ik dat we aan ouders die op mijn partij stemmen in die buurt bepaald geen gebrek hebben. Nee, ik was er in het kader van de Dag van de Duurzaamheid (9.9.9) en mocht het verhaal ‘Duurzame oma’ van Sjoerd Kuyper voorlezen, net als vele anderen in Noord-Holland. Dat maar liefst vijf keer, voor verschillende klassen en verschillende leeftijden. Een knap geschreven verhaal, met moeilijke onderwerpen als hergebruik en energiebesparing op een toegankelijke en speelse manier verwerkt. Ik ben altijd blij wanneer verhalen over duurzaamheid niet moraliserend zijn, maar gewoon leuk zijn om (voor) te lezen.

‘We gaan oma helemaal hergebruiken’, zegt hij. ‘De haren uit haar kam geven we aan de vogels, om nestjes mee te maken, van haar snot gaan we poppetjes kleien, riddertjes, en van oma’s afgeknipte nagels maken we de harnassen. En alles wat ze tegen ons zegt, moet jij opschrijven, en van die woorden gaan we dan later gedichten maken.’
Louise legt haar arm om Bennies schouders en geeft hem een zoen op zijn hoofd. Bennie schrikt ervan.
‘Is het een stom plan?’ vraagt hij.
‘Het is een prachtig plan,’ zegt Louise. ‘Maar oma leeft er geen dag langer door.’

Het verhaal van Sjoerd Kuyper bleek in alle groepen goed aan te slaan en er kwam  ook een boeiende discussie na afloop van het voorlezen. De voorbeelden van besparen en hergebruik buitelden over elkaar heen: kleren van een neefje of nichtje overnemen, autobanden waarvan tegels voor het schoolplein worden gemaakt, regenwater om de wc mee door te spoelen. Ik was onder de indruk van alle creatieve ideeën en het was elke keer jammer om weer naar het volgende lokaal verder te moeten gaan.

Uiteraard ook nostalgische gevoelens bij het terugzien van mijn oude school, die in veel opzichten enorm veranderd is. Computers in de klas, een heel gedeelte nieuwbouw erbij gekomen, drie keer zoveel leerlingen, allemaal nieuwe gezichten. De oude speelzaal, waar elk jaar feestelijk werd afgesloten (met het onvermijdelijke Brandend Zand), die nu een gewoon leslokaal geworden is. De hal waar waarschijnlijk al lang geen schoolmelk meer wordt uitgedeeld in de middagpauze.  De herkenbare ervaring dat alles veel kleiner is dan je altijd dacht: het enorme plein waar je in de pauze speelde, blijkt eigenlijk een postzegelpleintje (en dan is het nog wel uitgebreid in de afgelopen jaren). En toch… ondanks alle veranderingen is de sfeer dezelfde als toen. Als ik kinderen had, zou ik het wel weten!

Het heeft veel te maken met de sfeerbepalende  leerkrachten die er in de jaren ’80 al waren en nu nog steeds zijn. Niet alleen mijn juf Marijke en meester Rob, maar zeker ook de onlangs  gestopte meester Fred  en (inmiddels) directeur Peter Sargentini. Met de laatste praatte ik na afloop van de vijf voorleessessies na over wat het is om een basisschool te leiden midden in de Jordaan (autovrije straat, kinderlawaai), hoe het is om met kritische ouders om te gaan en hoe je aandacht en kleinschaligheid behoudt met ruim 500 leerlingen. Op zo’n ochtend groeit mijn bewondering voor al die meesters en juffen die dit mooie werk met zoveel betrokkenheid doen.

Daar krijg ik nou energie van!

Mooie meisjes

The time is right your perfume fills my head……
The stars get red and oh the nights so blue……
And then I go and spoil it all by saying
Something stupid like I love you

Sommige meisjes zijn mooi, lief en leuk, maar weten dat niet van zichzelf. Zij zien vooral dat hun neus een beetje scheef staat of denken steeds dat iedereen naar dat hele kleine pukkeltje zit te staren. Zij staan verlegen in een hoekje en merken niet op dat anderen hen juist heel aantrekkelijk vinden, onder de indruk zijn en contact met hen zoeken. GroenLinks doet mij soms aan zo’n meisje denken.

Toen ik afgelopen weekend bij Dwars was om te praten over groen regeren, heb ik het vooral ook gehad over die valse bescheidenheid. Juist omdat wij zo druk zijn met alle (fictieve) beren op de weg, zien we niet dat anderen ons, vanwege de goede ideeën, vanwege de betrouwbaarheid en de (v)aardige mensen er graag bij willen hebben. Achteraf zijn we dan verbaasd: "oh, maar ik dacht dat je me helemaal niet leuk vond?!"

Ik vind dat GroenLinks sowieso klaar moet zijn om te regeren. Daar bedoel ik dan mee: je zegt niet nog een keer nee tegen een uitnodiging. De vraag of we willen regeren is volgens mij met een duidelijk ja van het congres beantwoord. Heel veel GroenLinksers hebben in den lande ervaren dat je dan meer bereikt dan vanuit de oppositie. Heel veel GroenLinksers hebben ook al ervaren dat je dan compromissen moet sluiten die soms lastig uit te leggen zijn.

Het betoog van Arnoud gaat dan ook niet over de principiële vraag of we voor of tegen regeren zijn. Hij maakt zich vooral zorgen over de inhoud en de mensen en roept op tot actie, want mei 2011 komt steeds dichterbij. Op zich een verstandige oproep, maar ik denk dat hij onderschat hoeveel er al in Utrecht en Den Haag aan voorbereidingen plaatsvindt. Daar heeft Henk Nijhof op het Dwars kamp ook het nodige over gezegd. Het is logisch dat dat niet allemaal in de openheid gebeurt.

De mensen. Tsja, ik heb ook geen lijstje klaarliggen met onze toekomstige ministers en staatssecretarissen. Alle (ex)wethouders, (ex)Kamerleden en (ex)ambtenaren kan ik wel verzinnen en van niet iedereen word ik even enthousiast. Maar mijn ervaring is dat je op heel veel interessante plekken, bij heel veel interessante organisaties, GroenLinksers tegenkomt. Misschien is het naïef of onderschat ik het, maar ik maak mij hier helemaal geen zorgen over.

De inhoud. Schijnbaar heeft GroenLinks meer dan andere partijen nogal wat gevoelige onderwerpen. Nog los van het feit dat mijn ervaring heel anders is, vind ik het ook een merkwaardig argument. In onze beginselen en straks in het verkiezingsprogramma staat hoe het ideale Nederland volgens GroenLinks eruit ziet. Vervolgens gaan we een gesprek aan met mogelijke regeringspartners en doen we op een aantal punten water bij de wijn. Ik vertrouw erop dat onze onderhandelaars zich uitstekend bewust zijn van de pijnpunten en ook kunnen inschatten hoever ze kunnen gaan. Zo niet, dan stappen zij eruit of worden zij geconfronteerd met een congres dat het onderhandelingsresultaat afkeurt.

Het is per definitie onmogelijk om vantevoren collectief te gaan vaststellen welke compromissen wel en niet aanvaardbaar zijn. Bovendien: als de ChristenUnie niet meedoet, krijg je een heel ander gesprek over abortus, idem over integratie/immigratie als de VVD niet meedoet. Dus je kunt ook niet vooraf weten wat de pijnpunten zullen zijn. Bovendien: als je ze te nadrukkelijk benoemt, geeft dat andere partijen des te meer gelegenheid je eruit te gooien. Zo werd GroenLinks in Noord-Holland bij de onderhandelingen in 1999 opzij gezet vanwege Schiphol, terwijl de provincie daar nauwelijks over gaat. Wat ik maar wil zeggen is: we hebben nu nog geen flauw idee welk regeerakkoord eruit komt en welke weerstand dat gaat oproepen. The proof of the pudding…

We zijn een lekker wijf en dat mogen ze weten ook!

Regeren? Maar dat doen we toch al!

GroenLinks is klaar om te regeren. Dat was zaterdagmiddag – nog maar aan het begin van het zomerkamp van DWARS – de algemene conclusie. We hebben de inhoud én de mensen. Bovendien, we doen het al in tientallen gemeenten en in twee provincies. Omdat Noord-Holland een van die provincies is en ik onderhandeld heb over de vorming van het college in 2007, was ik uitgenodigd daar een verhaal over te vertellen.

Overigens vond ik het grappig dat juist DWARS als voormalig radicale jongerenorganisatie een heel weekend besteedt aan groen regeren. Er waren tijden dat binnen DWARS en GroenLinks nog stevig werd gediscussieerd of we dat eigenlijk wel moesten willen, regeren. Maar zoals ook Henk Nijhof na mij constateerde, die keuze is nu duidelijk gemaakt. Of het ervan komt, zal uiteraard van het concrete onderhandelingsresultaat afhangen, maar er is nauwelijks tot geen principiële weerstand meer tegen regeren.

In de meestal zonnige buitenlucht hielden we een boeiend kringgesprek, waarbij ik de volgende voorzet in drie punten heb meegegeven:

1. Er zijn geen natuurlijke bondgenoten of vijanden

De mislukte strategie van de linkse lente, met het streven naar zoveel mogelijk colleges met PvdA en SP, geeft wel aan dat het niet zo zinvol is maar op één paard te wedden. Niet praktisch, omdat het maar in heel weinig gemeenten (of provincies, of landelijk) voorkomt dat de drie linkse partijen samen een meerderheid halen. Niet strategisch, omdat je de ruimte om met andere partijen tot zaken te komen, onnodig een stuk kleiner maakt. Niet wenselijk, omdat vaak met CDA en VVD  betere afspraken te maken zijn – jij jouw stokpaardjes, ik de mijne – dan met de PvdA. In Noord-Holland was het nota bene de VVD, in de persoon van Ton Hooijmaijers, die per se GroenLinks in het nieuwe college wilde.

2. Personen zijn minstens zo belangrijk als de inhoud

GroenLinksers zijn goed in de inhoud, we weten waar we het over hebben en dat is prettig voor andere partijen die daar wat minder sterk in zijn. Maar af en toe weegt de inhoud wat te zwaar en vergeten we ook te letten op persoonlijke verhoudingen. Dat GroenLinks in 2006 niet mee ging regeren, had ook te maken met het verwaarlozen van de contacten met het CDA – waardoor pas toen het al te laat was duidelijk werd dat het CDA een voorkeur had voor GroenLinks als regeringspartner. Dat GroenLinks in Noord-Holland opnieuw in het college kwam, had ook te maken met de prima onderlinge contacten en het vertrouwen dat in vier jaar samen besturen was opgebouwd.

3. Geen valse bescheidenheid meer

Als je bij de verkiezingen een beetje verloren hebt, of niet de grootste bent geworden – het is ons allebei  in de afgelopen jaren zeer regelmatig overkomen  – betekent dat niet dat je stil in een hoekje moet gaan zitten tot je misschien gevraagd wordt. GroenLinksers onderschatten nog wel eens hoeveel waardering we hebben bij andere partijen en dat ze ons er als betrouwbare en degelijke partner graag bij hebben. Dan kun je ook wel eens wat meer vragen (én krijgen) dan je op basis van de zetelverhoudingen toe zou komen. Zie ook punt 2, want dit heeft vaak ook alles met personen te maken.

Political Song VII: Leonard Cohen – Democracy (1992)

Mijn eerste kennismaking met Leonard Cohen was via Suzanne. Gek genoeg weet ik niet meer precies  waar en wanneer ik deze Cohen-klassieker voor het eerst heb gehoord. Ik weet wel dat ik hem nog nooit eerder zo ontroerend mooi heb gehoord als vorig jaar live in het Westerpark. Een memorabel concert waarvoor bijvoeglijke naamwoorden tekort schieten. Om nog een beetje sfeer van toen opnieuw te beleven, live uit Londen in dezelfde concerttour:

Na Suzanne ontdekte ik veel meer schitterende songs van Leonard Cohen. Beginnend met het vroege werk waardoor hij beroemd en bewonderd werd, maar later (even wennen!) ook zijn albums van de jaren ’90 en ’00, The Future en Ten New Songs. Er is weinig muziek die me zo raakt en die altijd klopt, altijd past, in welke  situatie ook. Vooral toen ik werkte aan mijn proefschrift, heeft Cohen mij vele malen bijgestaan. Tijdens het invoeren van een hele verzameling data, tijdens het ploeteren aan weer een paper en tijdens het doorspitten van stapels literatuur.

Op het eerder genoemde album staat naast de titelsong ‘The Future’ nog een lied met een duidelijk maatschappijkritisch karakter: ‘Democracy’. Behalve een verwijzing naar de opstand op het Plein van de Hemelse Vrede (those nights in Tiananmen square) gaat ‘Democracy’ niet over actuele politieke problemen, is het geen aanklacht tegen bepaalde machthebbers. Eerder stelt Cohen een bepaalde mentaliteit van afzijdigheid en onverschilligheid aan de orde in een land dat toch bij uitstek democratie in de haarvaten moeten hebben:

I’m sentimental, if you know what I mean
I love the country but I can’t stand the scene.
And I’m neither left or right
I’m just staying home tonight,
getting lost in that hopeless little screen.
But I’m stubborn as those garbage bags
that Time cannot decay,
I’m junk but I’m still holding up
this little wild bouquet:
Democracy is coming to the U.S.A.

De ironie zit voor mij in de slotsom dat democratie naar de VS toekomt, naar het land dat zichzelf soms als de enige echte eerste democratie lijkt te beschouwen en dat idee met graagte exporteert. Opnieuw uit Londen:

Langzame aanloop

Hoewel het politieke seizoen officieel alweer is begonnen, merk ik daar in de praktijk niet zoveel van. De hoeveelheid provinciale post neemt weliswaar toe, evenals het aantal mails met een provinciaal karakter, maar verder is het nog rustig. Vandaar dat ik de afgelopen week benut heb om zelf weer in het politieke ritme te komen.

Zo heb ik donderdag en vrijdag bijgepraat met onze nieuwe VVD-gedeputeerden Elisabeth Post en Laila Driessen, die het allebei zichtbaar naar hun zin hebben in hun nieuwe functie. Ik was blij om te horen dat niet de hele vakantie opgegaan is aan het lezen van (overdrachts)dossiers, maar dat zij er ook nog even tussenuit zijn geweest. Vrijdag had ik bovendien – voor het eerst als voorzitter – een vergadering van de klankbordgroep nieuwe begroting. We gingen redelijk vlot door de agenda heen en we lijken redelijk op schema te liggen met het herschrijven.

Maandag staat een werkbezoek aan de natuurbeheerders in het Gooi op het programma en ’s avonds fractie. Dan kan ik met recht zeggen dat we weer begonnen zijn…

Political Song VI: Bright Eyes – When the President Talks to God (2005)

De band Bright Eyes kende ik eerst vooral van het overdonderende, gevoelige,  heerlijke, naïeve en lieve nummer ‘First Day of My Life’. Na oneindig vaak luisteren heb ik er nog geen politieke boodschap in kunnen ontdekken, maar omdat vooral ook de clip zo mooi is krijgt het hier toch een eigen plek:

Alhoewel, ik zeg wel band, maar eigenlijk is Bright Eyes natuurlijk eerst en vooral zanger Conor Oberst. Door Vrij Nederland twee jaar geleden ‘wonderkind van de underground‘ genoemd, bekend om zijn enorme productie aan nieuwe songs (de ene nog rafeliger en meer onaf dan de andere, maar eigenlijk altijd raak) en bijna tegen wil en dank ook om zijn politiek engagement. Zoals recent nog in de campagne voor Barack Obama.

Op het album I’m Wide Awake It’s Morning verwoordde Bright Eyes geniaal het gevoel dat veel Amerikanen hadden kort na de herverkiezing van George W. Bush. Zeker ook omdat Oberst zelf zich naast oude helden als Bruce Springsteen en Neil Young had ingezet voor Vote for Change, bedoeld om John Kerry aan de macht te krijgen.

In ‘Road to Joy’, startend met een simpele versie van de bekende melodie van Beethovens Ode an die Freude en eindigend in een kakofonie komt dat prachtig tot uiting:

So when you’re asked to fight a war that’s over nothing
You know it’s best to join the side that’s gonna win
And no one’s sure how all of this got started
But we’re gonna make ‘em God damn certain how it’s gonna end

Het hoogtepunt is echter een nummer dat later als B-kant werd toegevoegd en dat ongekend de hypocrisie van Bush, Amerika, oorlog en God blootlegt, ‘When the President Talks to God’:

When the president talks to God
Does he ever think that maybe he’s not?
That that voice is just inside his head
When he kneels next to the presidential bed
Does he ever smell his own bullshit
When the president talks to God?

Allereerst in een hele ruwe versie, wanneer de inkt nog maar net droog is en Oberst af en toe nog zoekt naar ritme en tekst. Daarna voor het grote publiek in de late night show van Jay Leno (naar men zegt tegen alle afspraken in):