Als de ‘r’ in de maand zat, hadden wij vroeger vitaminepilletjes bij het eten. Zodra het mei was geworden en de zon volop enthousiast scheen, verdwenen die weer van tafel. Sinds ik fractievoorzitter ben (maart 2007) heeft de maand mei voor mij nog een andere bijzondere betekenis gekregen: crisismaand. Alsof er iets tijdens de wintermaanden borrelt en dan in de lente naar boven komt. Twee jaar geleden stemde Cheryl Braam verkeerd bij de Eerste Kamerverkiezingen, wat uiteindelijk tot haar vertrek uit de fractie leidde. Vorig jaar maakte Albert Moens zijn vertrek als gedeputeerde en werd hij door Bart Heller opgevolgd. En dan nu het onderzoeksrapport, dat klaar was in mei, maar vanwege het Pinksterweekend net in juni officieel werd aangeboden.
De vraag die ik het vaakst heb gekregen – zeker ook vanuit mijn eigen partij – was waarom wij Harry Borghouts niet hebben weggestuurd. In mijn commentaar ben ik altijd terughoudend geweest, omdat ik vind dat wij ook een ‘GroenLinks’ Commissaris kritisch moeten beoordelen, maar tegelijk ook besef dat kritiek op deze CdK schade aan GroenLinks toebrengt. Natuurlijk voel ik verbondenheid met mijn partijgenoot en zo voelt mijn fractie dat ook. Maar wij zouden bij ernstig verwijtbare feiten zonder meer op zijn vertrek hebben aangedrongen. Omgekeerd zouden we een Noord-Hollandse CdK van iedere politieke kleur hebben gesteund in de huidige situatie.
Want over de inhoud van de kritiek heb ik me nogal verbaasd. Zeker toen die merkwaardige opgeblazen vormen begon aan te nemen, grotendeels gebaseerd op een (on)bewust verkeerd beeld van wat de taken en verantwoordelijkheden van een CdK zijn, was het lastig me in te houden daar hard tegen in te gaan. Want het is natuurlijk onzin om te beweren dat de CdK 78 miljoen in IJsland heeft doen verdwijnen en geen toezicht heeft gehouden, wanneer niet hij maar de gedeputeerde financiën verantwoordelijk is voor financieel beheer en het uitzetten van provinciale reserves. Of om te horen dat de CdK eindverantwoordelijk is voor de ambtelijke organisatie, terwijl Borghouts daarin een zeer bescheiden rol heeft en de gedeputeerde personeel en organisatie erover gaat. Of om een probleem dat al eerder uitgebreid besproken en verantwoord is, namelijk de afwezigheid van de concerncontroller, in volle omvang in het onderzoeksrapport terug te zien keren. Of om te horen dat ‘al die bijbanen’ van de CdK hem van zijn provinciale werk zouden horen, terwijl ze altijd keurig gemeld zijn en geen van de partijen in de Staten daar in de afgelopen twee jaar ooit een probleem van hebben gemaakt.
In het debat heb ik duidelijk aangegeven dat GroenLinks onthutst is over het beeld van de provinciale organisatie dat uit het rapport naar voren komt, in het bijzonder de aansturing van de ‘schatkist’ functie:
Het algemene beeld dat hieruit naar voren komt is dat van een afstandelijke en nonchalante
wijze van omgaan met de treasury functie. Binnen de directie had de treasury onvoldoende
aandacht, de treasurer opereerde in hoge mate geïsoleerd, omdat de treasury
functie nauwelijks in de organisatie was ingebed en de controle tekortschoot.
(…) Het is niet te
begrijpen dat er zo met onze reserves werd omgesprongen. Op deze manier moest het
wel een keer fout gaan.
Verder heb ik mijn verbazing uitgesproken over de ‘overdadige’ reactie van de gedeputeerden, die na voor het blok te zijn gezet door de VVD, collectief opstapten. Dat was wat GroenLinks betreft niet nodig geweest. Omdat de VVD daarna ook al speculeerde over een doorstart van het college, ontstond het ongelukkige beeld dat het opstappen alleen een truc was, om vrolijk een paar weken later terug te komen. Dat is voor GroenLinks helemaal niet aan de orde: wij willen een nieuw college met andere gedeputeerden en andere portefeuilles. Alleen dan kan een geloofwaardige nieuwe start worden gemaakt. Daarbij staat wel de deur open voor de gedeputeerden die met het IJsland debacle niks te maken hebben en zich vorige week vooral met de anderen solidair hebben verklaard.
Het viel me op dat Tjeerd Talsma (PvdA), Johan Bruins Slot (CDA) en ikzelf eigenlijk nog kritischer waren dan de oppositie. Sowieso viel de inbreng van met name de SP erg tegen, die toch een field day zou moeten hebben. Er viel nauwelijks enige lijn in te ontdekken en de moties die de oppositiepartijen indienden waren van zo’n bedroevend niveau dat het niet eens de moeite waard was te overwegen daarvoor te stemmen.
Al met al een hectische periode, die bovendien nog niet voorbij is. De komende tijd zullen we moeten werken aan de vorming van een nieuw college, dat een frisse start kan gaan maken. Dat zal nog een hele klus zijn, maar op basis van de prettige samenwerking van de afgelopen twee jaar heb ik er alle vertrouwen in dat dat goed gaat komen.